e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zie mijnen

Overzicht

Gevonden: 436
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schietkabel schiet(s)kabel: schiet(s)kabel (Zie mijnen  [(Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Zwartberg]), schietlijn: schietlijn (Zie mijnen  [(Beringen)]  [Zwartberg, Waterschei]) Een door een rubbermantel of plastic isolatie beschermde twee-aderige kabel die de verbinding vormt tussen enerzijds het schiettoestel en anderzijds de schietdraden van de verschillende ontstekers. De schietkabel is tenminste 50 meter lang om het de schietmeester mogelijk te maken de ladingen vanaf voldoende afstand te laten springen (Defoin pag. 144). Omdat in vraag N 95, 410 geen onderscheid werd gemaakt tussen "schietkabel" en "schietdraad" kan een aantal in dit lemma opgenomen opgaven ook van toepassing zijn op de schietdraad (zie ook het lemma Schietdraad). [N 95, 410; monogr.] II-5
schietkist poederkist: poederkist (Zie mijnen  [(Zwartberg / Waterschei)]  [Zwartberg, Waterschei]), poederkoffer: poederkoffer (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen)]  [Winterslag, Waterschei]), schietkist: schietkist (Zie mijnen  [(Eisden)]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), schietkoffer: schietkoffer (Zie mijnen  [(Winterslag)]  [Beringen, Zolder, Houthalen]) Kist waarin de schiethouwer of schietmeester springstof en eventueel ook het schiettoestel ondergronds kan opbergen. [N 95, 421; monogr.] II-5
schietmeester, schiethouwer boutefeu: butfø̄ (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Eisden]), gewone schietmeester: gǝwōnǝ sxitmēstǝr (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), kanonnier: kanonīr (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), moment-schietmeester: mǫmęntsxitmēstǝr (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Eisden]), schietmeester: sxitmēstǝr (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), tijdschietmeester: tę̄jtsxitmēstǝr (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Eisden]) De mijnwerker die verantwoordelijk is voor het aanbrengen van de lading in het schietgat en het tot ontploffing brengen daarvan. Uit de opgaven van de respondenten blijkt dat de term "schiethouwer" alleen in Nederlands Limburg werd gebruikt. Elke post had een voorman en wanneer daar geschoten moest worden was de voorman tevens schiethouwer. Daarnaast kende men schietmeesters die de schietwerkzaamheden op verschillende posten voor hun rekening namen en daarvoor een aparte premie kregen (Van der Maar pag. 4). Wat betreft het woordtype "boutefeu", oorspronkelijke betekenis "lontstok", daarover schrijft Vanwonterghem (pag. 76): "De volksoverlevering ziet in de naam boute-feu ten onrechte een element "boute". Dit komt omdat men tot in de vorige eeuw de schietmeester inderdaad ook penitent noemde, dit wegens de grote gevaren aan zijn beroep verbonden. Hij moest namelijk vóór al de andere mijnwerkers afdalen en op de plaatsen waar men moest schieten met een lange stok (boute-feu genaamd) met een fakkel het mijngas tot ontploffing brengen. Oude mijnwerkers vertellen dat daarvoor soms gevangenen en veroordeelden gebruikt werden." De benamingen "tijdschieter", "tijdschietmeester" en "tijd-boutefeu" zijn specifiek van toepassing op een schietmeester die bevoegd is om te schieten met tijdontsteking. [N 95, 145a, b; N 95, 396; N 95, 397; monogr.; Vwo 179; Vwo 340, Vwo 405; Vwo 527; Vwo 688; Vwo 783] II-5
schietprop aanvulling: ānvøleŋ (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), bezetsel: bǝzętsǝl (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Maurits]), bourrage: burāš (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), bourreersel: burērsǝl (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), opstopping: ǫpstǫpeŋ (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Eisden]), opvulling: ǫpvøleŋ (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), patatten: patatten (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Zwartberg, Waterschei]), patatǝ (Zie mijnen  [(Beringen)]  [Zolder]) Prop, uit leem of nat gemaakt steenstof, waarmee de lading in het schietgat wordt afgesloten. De prop verhindert dat bij het ontploffen van de springstof de detonatiegassen door het boorgat kunnen ontsnappen. [N 95, 404; monogr.; Vwo 16; Vwo 125; Vwo 174; Vwo 175; Vwo 573; Vwo 586] II-5
schiettoestel schietmachine: sxitmašin (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Eisden]) Dynamo die de elektrische stroom levert voor het tot gloeien brengen van het gloeidraadje in de ontsteker. De elektrische stroom wordt via kabels van het schiettoestel naar de ontstekers gevoerd. Door de onduidelijke vraagstelling van vraag N 95, 409 ("Hoe noemt u een schietdoos of ontstekingsapparaat") is het mogelijk dat een aantal dialectvarianten die onder het woordtype schietdoos zijn opgenomen, eigenlijk van toepassing zijn op de blikken doos waarin de patronen van het springstoffenmagazijn naar de werkpunten vervoerd werden (zie het lemma Schietdoos). [N 95, 409; N 95, 418; monogr.] II-5
schoor poussard: pusār (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Eisden]), pǝsār (Zie mijnen  [(Eisden)]  [Winterslag, Waterschei]), schoor: sxōr (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Maurits]), tind(e)rê: tęndre ̞ (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei)]  [Zwartberg, Waterschei]), tęndǝr (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), tęndǝrē̜r (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Eisden]) Balk die horizontaal tussen twee ondersteuningen wordt geplaatst om te verhinderen dat de ondersteuningen door de druk gaan verschuiven. Ook Defoin (pag. 67) kent schoor in deze betekenis: "Brengen grondbewegingen de stabiliteit van de stutting in gevaar, dan worden de ramen op een afstand gehouden door tussenschoren." Volgens Vanwonterghem en Haust daarentegen wordt de schoor gebruikt als horizontale verbinding tussen de stijlen van één ondersteuning om de zijdelingse druk op te vangen. Laatstgenoemde schrijft bij het lemma "tindrê" (pag. 219): "Bois qu''on chasse, surtout en dressant, entre les deux montants du cadre de voie pour empêcher que la poussée latérale ne les rapproche." [N 95, 349; N 95, 365; N 95, 300; N 95, add.; monogr.; Vwo 624; Vwo 691; Vwo 772; Vwo 773] II-5
schraapgoot freineuse: fręnø̄s (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Maurits]), frę̄nøs (Zie mijnen  [(Zolder)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), raclette: raklɛt (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Eisden]), reklɛt (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), rákle ̞t (Zie mijnen  [(Beringen / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), reddelaar: rɛdǝlēr (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Zolder]), schraapketting: sxrāpkɛteŋ (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]) Inrichting voor het hellend transport van kolen en stenen bestaande uit een onder- en een bovengoot, waardoor een ketting zonder eind door middel van een motor wordt voortbewogen. Aan de ketting zijn schrapers bevestigd, die de in de bovengoot geschepte materialen transporteren. [N 95, 653; N 95, 604; monogr.; Vwo 328; Vwo 646; Vwo 658; Vwo 660; Vwo 692] II-5
schraper elp: ęlp (Zie mijnen  [(Zolder)]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), schalm: sxalm (Zie mijnen  [(Eisden)]  [Zolder]), zwalp: zwalp (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Eisden]) IJzeren dwarsbalkje dat met behulp van een enkele of dubbele ketting door de schraapgoot wordt getrokken en dat de te vervoeren gesteenten met zich meeneemt. [Vwo 309; Vwo 681; Vwo 873; N 95, 663 add.] II-5
schudgoot bak: bak (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), bakken: bakǝ (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Zwartberg, Waterschei]), bakkenspel: bakǝspęl (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Eisden]), schudgoot: sxøtgōt (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Zwartberg, Eisden]) Toestel bestaande uit een aantal metalen, gootvormige platen, een motor en andere onderdelen. Dankzij de schuddende beweging van het apparaat kunnen in een licht dalende mijngang kolen en stenen verplaatst worden. [N 95, 612; N 95, 614; monogr.; Vwo 77; Vwo 83; Vwo 693] II-5
schudgootbaas bakkenbouter: bakǝbǭwtǝr (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei]), bakkenman: bakǝman (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), bakkensleutel: bakǝslø̄tǝl (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei)]  [Domaniale]), chef-bak: chef-bak (Zie mijnen  [(Beringen)]  [Eisden]), chef-taille: šęf-táj (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Eisden]) De man die verantwoordelijk is voor de bediening en het onderhoud van de schudgoot. "De schudgootmeester moet voornamelijk waken op de aansluiting van de verschillende gootelementen van een installatie die behoorlijk aaneengeschroefd moeten zijn. Daarvoor gebruikt hij een schroefsleutel waaraan hij zijn naam van "bakkensleutel" of "bakkenbouter" te danken heeft" (Defoin pag. 193). De schudgootbaas had in de Nederlandse mijnen dezelfde functie als de voorman. Het woordtype "posthouwer" (Q 35, Q 112a) duidt daar dan ook op. Zie ook de lemmata Voorman, Ploegbaas en Toewijzen. [N 95, 158; monogr.; Vwo 78; Vwo 79; Vwo 82; Vwo 237] II-5