e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K361p plaats=Zolder

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kop van de pijler kop van de taille: kǫp van ǝn tej (Zolder  [(Zolder)]   [Zwartberg]) Het einde van de pijler, in het algemeen tevens het hoogste punt van de pijler. De woorden en woorddelen (pijler) en (streb) zijn fonetisch gedocumenteerd in het lemma Pijler. [N 95, 280] II-5
kopdorser kopdorser: kǫp˱dǫrsǝr (Zolder) Bij deze vroege gemotoriseerde dorsmachine werden de schoven met de aren (de kop van de schoof) naar voren in de machine geschoven. Het eigenlijke dorsen gebeurde in een trommel met ijzeren pinnen of tanden die doet denken aan een hekel. Zie afbeelding 12. [N 14, 6a; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
kopieerwieltje radertje: rãrkǝ (Zolder) Een scherp getand wieltje aan een handvat om patronen uit te raderen. Zie afb. 5. [N 59, 4] II-7
kopje jatte (fr.): sjat (Zolder, ... ), ṣat (Zolder), zjat (Zolder, ... ) kopje, tas [ZND 28 (1938)], [ZND 45 (1946)], [ZND 45 (1946)] III-2-1
kopjeduikelen kopjerollen: Sub kùpke.  kùpke rólle (Zolder), kopjeschieten: Sub kùpke.  kùpke schîe.te (Zolder) Kopjebuitelen, kopjeduikelen. III-3-2
kopnet vliegennet: [vliegennet] (Zolder) Vliegennet dat alleen over het hoofd van het paard wordt gehangen. [JG 1a, 1b; N 13, 83a] I-10
koppel add. kweekkoppel: kwikkóppel (Zolder), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!  kwikkóppel (Zolder, ... ) (Duiven) Kweekpaar. || Wat is de dialectbenaming voor: een duif alleen voor de voortplanting? [N 93 (1983)] || Wat is de dialectbenaming voor: een paar? [N 93 (1983)] III-3-2
koppelen bijeenbrengen: bīē.nbringe (Zolder), bijeenzetten: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!  bīē.n zètte (Zolder), koppelen: koppelen (Zolder), kóppele (Zolder), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!  kóppele (Zolder) koppelen; twee personen tot een huwelijk met elkaar brengen [lappen, koppelen] [N 115 (2003)] || Wat is de dialectbenaming voor: het bij elkaar zetten van duivers (doffers) en duivinnen? [N 93 (1983)] III-2-2, III-3-2
koppelhaak, koppelketting haak: hōǝk (Zolder) De in dit lemma verenigde termen betreffen het verbindingsstuk ( + evt. onderdelen) tussen het zwenghout van het trekdier en de kam of stelboog. Dat was meestal - en vooral bij de oude voetploeg - een korte ketting met een haak aan de uiteinden. Vaak echter bestond dit koppelstuk uit twee haken, twee ringen of een haak en een ring die onderling door een draaihaak verbonden waren, of kon volstaan worden met een haak, een open schakel of een ring zonder meer. Bij de latere ijzeren wentelploeg met voorkar kon het zwenghout rechtstreeks aan de haak van de stelboog worden vastgemaakt. Sommige opgaven benoemen dan ook de vaste haak die deel uitmaakt van de grindelstang ofwel de tot de breedteregeling behorende beweegbare haak. De bovengenoemde of een daarop gelijkende ketting werd - en enkele van de onderstaande termen wijzen daar al op - eveneens gebruikt om de eg met het zwenghout te verbinden. Men zie daarom ook het lemma Egketting ca. [JG 1b + 1e + 2c; JG 2b-4, 2c; N 11, 35; N 11 A, 95b + 99c] I-1
koppeling krok: krǫk (Zolder  [(Zolder)]   [Zwartberg, Waterschei]) Koppeling, bestaande uit haak en oog, waarmee mijnwagens aan elkaar worden gekoppeld. [N 95, 678; monogr.; Vwo 12; Vwo 261; Vwo 454] II-5