e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K361p plaats=Zolder

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
man die de uitslag bepaalt add. uitmaken: óó.tmaa.ke (Zolder) 2. (Uitslagen van duivenwedstrijden) opmaken. III-3-2
manchet manchet: məsjeͅt (Zolder), omslag: omslaag (Zolder) de boord onder aan de mouw (manchet?) [N 59 (1973)] III-1-3
mand mand: mān (Zolder) De algemene benaming voor een uit wissen gevlochten mand. Zie ook afb. 284. Uit het materiaal blijkt dat er niet altijd een onderscheid wordt gemaakt tussen de woorden mand en korf. Als dat wel wordt gedaan, duidt men met het eerste woord eerder een mand met oren aan, terwijl men het tweede gebruikt voor een mand met een hengsel (vgl. Janssens, pag. 24 e.v.). Zie ook het lemma ɛkorfɛ.' [N 20, 48; N 40, 37; L 1 a-m; S 23; monogr.] II-12
mand waarin één of meer duiven vervoerd worden om ze te leren grote korf voor op te leren: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!  ne gruute kù.ref vur óp te līēre (Zolder) Hoe heet verder in Uw dialect: een mand waarin één of meer duiven vervoerd worden om ze te "leren"? [N 93 (1983)] III-3-2
manen manen: muǫnǝ (Zolder), mōǝnǝ (Zolder) Het lange nekhaar bij een paard. Paarden worden vaak onderscheiden naar de kleur van de manen (zie paragraaf 4.1). Zie afbeelding 2.13. [JG 1a, 1b; N 8, 21] I-9
manenschurft fistel: fesǝl (Zolder) Steeds terugkerende verzwering of verettering, in de maanstapel en in de oren, te wijten aan een te warme, bedompte stal en onvoldoende huidverzorging. Door schuren en wrijven onststaan kale of bloedige verdikkingen waarop korsten komen. [N 8, 90t] I-9
manken manken: manken (Zolder) Gebrekkig lopen door bijv. ongelijke lengte van de benen (hompe(le)n, manken, lammen, mank lopen). [N 107 (2001)] III-1-2
mannelijk geslachtsorgaan beurs: bórs (Zolder), ding: dink (Zolder), dingetje: Onschuldig.  dingske (Zolder), Voor jongens  dingske (Zolder), gemacht: gemécht (Zolder), kril: krél (Zolder), kwarrel: Grof  kwárrel (Zolder), kweestenbijbel: Humoristisch  kwistenbīē.bel (Zolder), partij: Onschuldig, eufemistisch.  (zen) partei (Zolder) geslachtsdelen in het algemeen [N 10c (1995)] || mannelijke geslachtsorgaan [gemach, gemaacht] [N 10c (1995)] III-1-1
mannelijk jong van de geit bokje: bø̜kskǝ (Zolder) [N 19, 71b; N 19, 71a; N 77, 76; A 9, 21] I-12
mannelijk kalf stierenkalf: stirǝ[kalf] (Zolder), varrenkalf: vē̜rǝ[kalf] (Zolder) [N 3A, 15; N C, 7a; JG 1a, 1b; A 9, 17a; Gwn V, 5a; monogr.] I-11