e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K361p plaats=Zolder

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
oogststapel in de schuur tas(t): tas (Zolder), tast (Zolder) De stapel van graanschoven die men in de schuur vormt, vooral in de tasruimte naast de dorsvloer, maar ook wel op een zolder (vooral bij kleine bedrijven), en ook wel van toepassing op de hooioogst. Veel benamingen van de stapel bevatten de naam van het geoogste gewas en/of geven aan waaruit de stapel bestaat. Vergelijk ook het lemma "graan stapelen in de schuur" (aflevering I.4, lemma 5.1.11). In de toelichting bij het lemma "tasruimte naast de dorsvloer" (3.3.2) is al gewezen op de metonymische verbanden tussen de twee groepen benamingen. De benamingen van de stapel worden gebruikt om de ruimte waarin gestapeld wordt aan te duiden. Interessant is hier het voorkomen van de benamingen gebont en verbont; het is een geval van doorgezette metonymie: de naam van de begrenzing is overgegaan op de ruimte (i.c. de tasruimte) en deze weer op hetgeen die ruimte bevat: de oogststapel. Daarna volgen in het lemma nog een aantal (bijna-)hapaxen die kennelijk van minder belang zijn. [N 5A, 69b; N 5, 82, 84 en 85; N 15, 49a; N C, 5b; JG 1a, 1b en 2c; L B2, 292; monogr.] I-6
oogvuil (slaper) leep: en lèè.p (Zolder), slaap: sloap (Zolder) Gedroogd vuil in de oogshoeken (slaper, slaap, pups, pips, kodde) [N 106 (2001)] III-1-1
oom nonk: nonk (Zolder) oom [ZND 11 (1925)] III-2-2
oor oor: u.rn (Zolder), ūr (Zolder), ūr (Zolder) Oor (orgaan van het gehoor; het of de ...) kleine oortjes. [ZND 05 (1924)] || oren [RND] || Zie afbeelding 2.1. [JG 1a, 1b] I-9, III-1-1
oorknop knopje: knopke (Zolder) Oorknop. Sieraad min of meer in de vorm van een knop die men aan elk oor draagt [knop, oorknop, dormeuse] [N 114 (2002)] III-1-3
oorlel oorlel: oerlel (Zolder), oorlelletje: ōērlélleke (Zolder) Oorlel: afhangend lapje aan de oorschelp ((oor)lel, (oor)lelletje) [N 106 (2001)] III-1-1
oorring oorbel: oerbel (Zolder), oerbellen (Zolder), oorring: uriŋən (Zolder) een paar oorringen [ZND 40 (1942)] || Oorring. Zilveren of gouden ring die in elk van beide oren gedragen wordt [oorbel, bel, slinger] [N 114 (2002)] III-1-3
oorworm oorworm: fon. var. van "oorworm"niet overgenomen  oorworm (Zolder) oorworm [ZND 34 (1940)] III-4-2
op de loop gaan op de loop gaan: op də lup gøn (Zolder) op de loop gaan [ZND 30 (1939)] III-1-2
op de markt verkopen markten: ps. omgespeld volgens Frings.  meͅrətə (Zolder) verkopen, goederen op de markt gaan ~ [N 21 (1963)] III-3-1