21192 |
vliegtuig |
vlieger:
vlîe.ger (K361p Zolder)
|
vliegtuig
III-3-1
|
21193 |
vliegveld |
vliegplein:
vlîe.gpléé.n (K361p Zolder)
|
vliegveld
III-3-1
|
24499 |
vlier |
vlierboom:
gecombineerd met ZND 8 055, idem
flierboem (K361p Zolder)
|
vlierboom (sambucus nigra) [ZND 15 (1930)]
III-4-3
|
24392 |
vlinder |
pepel:
pi.pəl (K361p Zolder),
piepel (K361p Zolder)
|
vlinder [ZND 16 (1934)] || vlinder, pepel [RND]
III-4-2
|
24396 |
vlo (enk.) |
vlo:
vloi̯ (K361p Zolder)
|
vlo (znw enk) [foekket, zjwarte riejer] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
24395 |
vlo (mv., fon.) |
vlooien:
vloi̯ə (K361p Zolder)
|
vlo (znw mv) [N 26 (1964)]
III-4-2
|
27185 |
vloer |
dèye:
dęj (K361p Zolder
[(Zolder)]
[Eisden])
|
De bodem van iedere ruimte in de ondergrondse werken. Met de opgave "dèye" bedoelt de zegsman uit L 417 het vloergesteente vóór het verwijderen van de steenkoollaag, terwijl hij onder "trace" de vloer verstaat die overblijft na de winning van de kolen. Het woordtype "radier" van dezelfde invuller duidt de opvulling van een ronde vloer van een mijngang aan. Met de opgave "stok" doelen de respondenten uit Q 15 en Q 121 op het vloergesteente in een galerij. De invullers uit Q 121 en Q 121c maken een onderscheid tussen de "wand" en de "vloer". Met de eerste term bedoelen zij het vloergesteente onder een koollaag, met de tweede de vloer van steengangen en galerijen. De woordtypen "zool" en "baan" worden gebruikt om het vloergesteente van een steengang aan te duiden. [N 95, 193; N 95, 840; monogr.; N 95, 196; Vwo 275; Vwo 281; Vwo 479; Vwo 534; Vwo 834]
II-5
|
26019 |
vloerbalk |
semelle:
sǝmɛl (K361p Zolder
[(Zolder)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden])
|
De onderste balk van een raam. [N 95, 331; Vwo 702]
II-5
|
27418 |
vloergat |
koot in de dèye:
kō.t en dǝn dęj (K361p Zolder
[(Zolder)]
[Winterslag, Waterschei])
|
Een ondiep gat in de vloer waarin de stijl van een ondersteuning wordt geplaatst. [N 95, 309; monogr.; Vwo 619; Vwo 620; Vwo 621; Vwo 835]
II-5
|
27905 |
vloerplaat |
taque/take:
tak (K361p Zolder
[(Zolder)]
[Winterslag, Waterschei])
|
Plaat die bij het plaatsen van de stijl onder de stijlvoet wordt bevestigd om te voorkomen dat de stijl door de druk in de vloer zakt. Wat betreft de opgave "vliegende schijven" uit Q 111, volgens de invuller werden de vloerplaten zo genoemd omdat ze door arbeiders van andere werkpunten werden weggehaald en aldus "gevlogen" waren. [N 95, 352; monogr.]
II-5
|