e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K361p plaats=Zolder

Overzicht

Gevonden: 3499
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
brullen brullen: brølǝ (Zolder) Abnormaal geluid dat vooral wild geworden runderen uitstoten. [N 3A, 6; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
brulse koe brul: brøl (Zolder) Koe die niet meer drachtig is en veel brult. [JG 1a, 1b] I-11
brulziekte brul: brøl (Zolder), brul zijn: (de koe is) brøl (Zolder) Een afwijking aan de eierstokken van koeien. De dieren vertonen voortdurend verschijnselen van tochtigheid, tegelijkertijd zijn ze onvruchtbaar. De koeien maken een eigenaardig brullend geluid, ze hebben slappe banden en ze groeien slecht. Zie ook het lemma ''brulziekte'' in wbd I.3, blz. 464-465. [N 3A, 101; A 48A, 45a; JG 1a, 1b; L 19B, 4a; monogr.; add. uit N C] I-11
brutaal astrant: hij əs astrant (Zolder) hij is vrijpostig (strant, astrant) [ZND 32 (1939)] III-3-1
buik graspens: grāspɛ.ns (Zolder  [(doorgezakt)]  ), hooipens: hōi̯pɛ.ns (Zolder  [(doorgezakt)]  ), pens: pɛ.ns (Zolder), snokpens: snokpɛ.ns (Zolder  [(rechtaf)]  ) Zie afbeelding 2.33. [JG 1a, 1b; N 8, 14 en 41] I-9
buikkrampen koliek: kǝlīk (Zolder), penspijn: pɛ.nspęi̯n (Zolder) Met krampen gepaard gaande darmstoornis die hevige pijn veroorzaakt bij dieren, in het bijzonder bij paarden. [A 48A, 5; N 8, 9Oo; monogr.] I-9
buikpijn buikpijn: bokpijn (Zolder) ik heb buikpijn [ZND 34 (1940)] III-1-2
buikvoorsprong breedte op de buik: britǝ op dǝ boǝk (Zolder), broekseband: broksǝba.nt (Zolder), buik: bok (Zolder) Maat genomen van de voorpartij van de taillewijdte. De taillewijdte bestaat uit twee ongelijke helften, de achterhelft noemt men de lendenbreedte en de voorpartij de buikvoorsprong (Papenhuyzen II, pag. 11). Zie afb. 28. [N 59, 45b; N 59, 44c] II-7
buis tube: typ (Zolder  [(Zolder)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]) Algemene benaming voor een onderdeel van buisleidingen voor het transport van water, lucht, perslucht enz. [N 95, 784; Vwo 802; Vwo 203] II-5
buitendeurtje van het varkenshok varkenskooideurtje: vɛ.rǝkǝskydørkǝ (Zolder) Het deurtje waardoor het varken de stal in en uit kan lopen. [N 5A, 60f] I-6