e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K361p plaats=Zolder

Overzicht

Gevonden: 3499
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
epidemie epidemie: epidemie (Zolder), ziekte die overzet: dɛi ziktə zɛit øvər (Zolder) die ziekte is besmettelijk [ZND 32 (1939)] || Epidemie: een besmettelijke ziekte die zich zeer snel uitbreidt (epidemie, besmettelijke ziekte). [N 107 (2001)] III-1-2
erf koer: kūr (Zolder), mesthof: meͅi̯əsthuf (Zolder), mestpert: møstpeͅrt (Zolder) I-7
erf en omliggende landerijen winning: weniŋ (Zolder) De algemene benaming voor het boerenerf met de omliggende landerijen. [N 5AøIIŋ, 76f; L 38, 23] I-8
ergens buiten het hok blijven zitten blijven zitten: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!  zitte blèè.ve (Zolder), niet ingaan: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!  nie i.ngoeë.n (Zolder) Hoe zegt men: het blijven zitten ergens buiten het hok? [N 93 (1983)] III-3-2
ernstig gemeend: ’t es gemeend (Zolder), menens: ’t es meenens (Zolder), serieus: tɛs səriøs (Zolder), ’t es serieus (Zolder) het is ernstig bedoeld; het is menens [ZND 38 (1942)] III-1-4
erwt, algemeen erwt: ɛrǝt (Zolder) Pisum L. Hier de algemene benaming voor de erwt (enkelvoud), voorafgaand aan de benaming voor de akkererwt (lemma Kapucijner, Velderwt) en aan de andere erwtensoorten (tuinerwt, doperwt, peulerwt, enz.) die in de moestuin worden gekweekt en die derhalve in de aflevering over de moestuin ter sprake zullen komen. [N 27, 2b; JG 1a, 1b; L A1, 121; L 34, 94; Wi 8; monogr.; add. uit N P, 24] I-5
esdoorn es: of ahorn, acer pseudoplatanus; fr. érable  es (Zolder) es, esdoorn [ZND 34 (1940)] III-4-3
eten (ww.) eten: êêtn (Zolder) eten [RND] III-2-3
etter materie: mətē.ri (Zolder) Hoe noemt men het geelachtige of gronachtige vocht, dat uit een zweer komt (Nederl. etter, pus) ? [ZND 49 (1958)] III-1-2
evene evie: ē.vi (Zolder) Avena strigosa Schreber. Schrale haver, lichte soort haver, waarvan de korrels niet zo groot worden als die van de Avena sativa L. (zie het lemma ''haver'', 1.2.5) en waarvan de teelt al in de vijftiger jaren in Limburg verdwenen was. In het eerste lid van de samenstelling ossehaver ligt het bijbegrip van iets van een mindere kwaliteit besloten; het staat dan ook tegenover paardehaver: de gewone haver. Zie voor de fonetische documentatie van het woord [haver] het lemma ''haver'' (1.2.5). Zie afbeelding 1, c. [JG 1a, 1b; L 35, 102; monogr.; add. uit A 2, 31] I-4