27222 |
handlanger |
main d''oeuvre:
mǝnø̄.vǝr (K361p Zolder
[(Zolder)]
[Eisden])
|
Niet-geschoolde arbeider die in de mijn meehelpt bij o.a. het vervoer. [N 95, 154]
II-5
|
28893 |
handnaaimachine |
handnaaimachine:
ha.ntnɛ̄mǝšin (K361p Zolder)
|
Naaimachine die men met één hand in beweging brengt. De informant van L 416 merkt op, dat men de machine aandraait door middel van een rad met een knop. De informant van Q 111* spreekt van een machine met zwengel. De informant van Q 88 vermeldt dat men de handnaaimachine niet meer gebruikt. [N 59, 17c]
II-7
|
27545 |
handschoen, handbeschermer |
hands:
hasǝ (K361p Zolder
[(Zolder)]
[Maurits])
|
Handschoen of handbeschermer. Er zijn werkzaamheden waarbij handbeschermingsmiddelen moeten worden gedragen zoals bij ijzertransport en andere waarbij het verboden is om deze middelen te dragen, zoals bij draaiende boren, werken aan bewegende delen van machines of aan- en afkoppelen van wagens (MBK V pag. 139). Lauraders moeten bij hun werk handschoenen dragen. [N 95, 882; N 95, 883]
II-5
|
33040 |
handvat van de zicht |
handvat:
hant˲vāt (K361p Zolder)
|
De steel van de zicht bestaat uit één stuk hout. Het bovenste deel ervan is scherp gebogen. Dit deel dient als handvat waarmee men de zicht hanteert. Zie de algemene toelichting bij paragraaf 4.2 en afbeelding 5. Vergelijk de lemma''s over de handvatten aan de steel van de zeis (3.2.4 - 3.2.7) in aflevering I.3. In de volgende plaatsen werd hetzelfde antwoord gegeven als voor "steel" (zie het lemma ''steel van de zicht'', 4.3.2): K 278, L 164, 288a, 296, 314, 320, 327, 330, 378, 381, 381b, 422, 426, 429, 431, P 175, Q 14, 15, 33, 71, 90, 93, 96, 99, 121, 197, 198b, 201, 207.' [N 18, 70b; JG 1a, 1b; A 14, 9; L 45, 9; monogr.]
I-4
|
32872 |
handvatten |
krukken:
krøk (K361p Zolder),
sluiven:
slø̜i̯f (K361p Zolder)
|
Beide handvatten van de steel van de zeis te zamen genomen. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en de toelichtingen bij de lemma''s ''steel van de zeis'', ''bovenste handvat'' en ''onderste handvat''. De opgaven moeten worden gelezen als meervouden of collectiva. [N 18, 67 b en c add.; JG 2c; A 14, 5; L 45, 5]
I-3
|
19566 |
handveger, stoffer |
handbezem:
handbessem (K361p Zolder)
|
handveger [ZND 02 (1923)]
III-2-1
|
33006 |
handvol -bij het zaaien |
grob:
grop (K361p Zolder)
|
Strikt genomen lopen twee begrippen dooreen: de handvol zaaigoed die de zaaier telkens uit het zaaikleed of de zaaibak neemt om deze uit te strooien, en de hoeveelheid die men, dan vaak met twee handen tegelijk, op kan nemen om de zaaibak te vullen; dit laatste is eigenlijk grob of hoopsel; wanneer beide woorden werden opgegeven, is bij het laatste type opgenomen dat het om twee handen gaat. Ontegenzeglijk wordt grob ook gebruikt voor de handvol bij het zaaien. Zie de toelichting bij het lemma ''met de volle hand -zaaien'' (2.12). [JG 1a, 1b; Wi 51; monogr.]
I-4
|
33147 |
handzeef |
zift:
zeft (K361p Zolder)
|
De grove zeef waarmee het zaaigraan wordt gewonnen. Er komen twee hoofdtypen voor: de ronde handzeef van ongeveer 80 cm doorsnede met een opstaande rand van ongeveer 10 tot 15 cm. Ouder is wel de rechthoekige houten bak met een bodem van gaas (heel vroeger van fijne gevlochten wilgetenen) die aan een koord werd opgehangen aan een balk in de schuur. In Haspengouw is dit type het oorsponkelijke. In Oost-Haspengouw noemt men het de ries; ook bij het type wan in West-Haspengouw wordt uitdrukkelijk door de zegslieden vermeld dat het hier om een grote vierkante graanzeef gaat. Zie afbeelding 15. Bij het type zij, zijg daarentegen vermeldt men dat dit woord doorgaans de keukenzeef aanduidt, of de vergiet, gebruikt voor melk en soep. [N 14, 38b, 41a, 42a, 43a en 44; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 8, 118; S 45; monogr.]
I-4
|
33909 |
hanetred |
krampheupig:
kramphopex (K361p Zolder)
|
Krampachtige beweging van de achterbenen. Het paard gaat als een haan en trekt bij het lopen één of beide achterbenen krampachtig op. Als paarden met deze afwijking een tijdje gestaan hebben, zijn ze erg stijf in de achterpoten. Vgl. het lemma ''krampig'' (7.14). Krampigheid en hanetred worden beschouwd als gebreken die verborgen kunnen blijven.' [A 48A, 40; N 8, 90c]
I-9
|
18979 |
hansworst |
polichinel (< fr.):
polichinel (K361p Zolder)
|
Polichinelle. [ZND 05 (1924)]
III-1-4
|