19693 |
huis, woning |
huis:
hōͅs (K361p Zolder)
|
huis [ZND 34 (1940)]
III-2-1
|
33642 |
huisakker |
hof:
hōf (K361p Zolder)
|
Aan het erf grenzende akkergrond. [N 5AøIIŋ, 76d en 76e; N 6, 33a; A 10, 3 en 4; JG 1b, add.; L 19b, 1a; monogr.]
I-8
|
19673 |
huishouden |
huishouden:
hōshoənən (K361p Zolder)
|
Wat een armzalig huishouden [ZND 32 (1939)]
III-2-1
|
24533 |
huislook |
huislook:
-
ho:sluk (K361p Zolder),
look:
-
loek (K361p Zolder)
|
donderblad, huislook [DC 46 (1971)]
III-4-3
|
33609 |
huisweide |
dries:
dris (K361p Zolder),
groes:
grus (K361p Zolder)
|
I-7
|
24173 |
huiszwaluw |
steenzwaluw:
steenzwaluw (gew.uitspr.) (K361p Zolder)
|
huiszwaluw
III-4-1
|
17956 |
huppelen |
huppelen:
huppelen (K361p Zolder)
|
Huppelen: met kleine sprongetjes zich voortbewegen (hippen, hoppen, huppen, huppelen) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
21333 |
huurpenning |
wereld:
WNT: werdel - wordel, weerdel, werrel, warrel, weddel -, 1) Spinschijfje, b) Een derg. voorwerp als onderpand of teeken van contract gegeven bij het aangaan van een dienstverplichting (en bij feitelijke indiensttreding omgeruild tegen het drinkgeld, de godspenning vand. ook: drinkgeld, fooi, godspenning.
wi-ereld (K361p Zolder)
|
Hoe noemt men de huurpenning (geldstuk door boeren aan dienstpersoneel gegeven bij t huren)? [ZND 16 (1934)]
III-3-1
|
28263 |
iemand naar boven brengen |
(iemand) naar de dag transporteren:
nuǫ dǝn dā.x transpǝrtērǝ (K361p Zolder
[(Zolder)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Een zieke, gewonde of verongelukte met behulp van de liftkooi uit het ondergrondse bedrijf naar boven brengen. [N 95, 717; N 95, 718; N 95, 719; N 95, 720]
II-5
|
27589 |
iemand ontslaan |
(iemand) afdanken:
ā.fda.ŋkǝ (K361p Zolder
[(Zolder)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden])
|
Formaliteit waarmee de werkgever beduidt dat hij de werkovereenkomst als beēindigd beschouwt. [N 95, 998; N 95, 999; Vwo 34]
II-5
|