e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zolder

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
in lompen gekleed slordig: slordig (Zolder) In lompen gekleed [haveloos, schab(be)tig, schamel, lommelig] [N 114 (2002)] III-1-3
in ondertrouw gaan in ondertrouw gaan: in ondertrouw gaan (Zolder), ondertrouw: ónnertrou (Zolder), ondertrouw doen: den ónnertrou dōē.n (Zolder), zich gaan uithangen: ze zèn zich goeën óó.thánge (Zolder) aangifte doen bij de ambtenaar van de burgerlijke stand, waarbij de aanstaan-de echtgenoten elkaar verklaren dat zij met elkaar een huwelijk willen aangaan; in ondertrouw gaan [verscholen, ondertrouwen, ondertrouw doen, aantekenen] [N 115 (2003)] III-2-2
in stof geplaatste zak ingezette tas: engəzátətɛs (Zolder), ingezatte tes (Zolder) een in de stof geplaatste zak [N 59 (1973)] III-1-3
in verwachting zijn in positie zijn: in pezīē.sie zèè.n (Zolder), in verwachting zijn: in verwachting zijn (Zolder), in verwáchting zèn (Zolder), met een dikke buik lopen: bè nen dikke bóók loepe (Zolder), met een pakje thuiskomen: ongetrouwd zwanger zijn  bèt e pékske tóóskoo.me (Zolder), verwachten: ze verwojt (Zolder), z zijn: zo  zoe zèè.n (Zolder) Zwanger zijn: een kind dragen, zwanger zijn (staan, met een dik lijf lopen, inkopen, groot gaan, geladen). [N 115 (2003)] III-2-2
indigestie (hebben) indigestie: indigestie (Zolder) Indigestie: storing van de spijsvertering als gevolg van overlading van de maag, te snel eten (overetendheid, indigestie, maag van streek, muik). [N 107 (2001)] III-1-2
ingebeelde ziekte sint-mij-dunkt: sinte me tunk (Zolder) Ingebeelde ziekte (niebekonter, iepreponder, hype). [N 107 (2001)] III-1-2
ingestorte pijler toegevallen(e) taille: tǫwgǝvalǝnǝ tęj (Zolder  [(Zolder)]   [Eisden]) Een door steenval ingestorte pijler. [N 95, 545] II-5
ingieten (met geluid) kaalsen: Het water over een emmer water doen spatten.  ka.lse (Zolder), klotsen: klotsen (Zolder), paalsen: Het water in een plonsbadje doen opspatten door erop te slaan.  pa.lse (Zolder), pletsen: plétse (Zolder) Met een zeker geluid water ergens in gieten (spetteren, klotsen, klateren, spatten, plonsen) [N 108 (2001)] III-1-2
ingooien (in een kuiltje) gooien: gōi̯ǝ (Zolder) [N 12, 11; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 14 en 15] I-5
inhalen voorbijsteken: vǝrbē̜stiǝkǝ (Zolder) Gaan twee karren achter elkaar en gaat de laatste vlugger vooruit dan de eerste, dan zal ze haar voorganger inhalen. [JG 1a, 1b] I-10