18227 |
in lompen gekleed |
slordig:
slordig (K361p Zolder)
|
In lompen gekleed [haveloos, schab(be)tig, schamel, lommelig] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
20383 |
in ondertrouw gaan |
in ondertrouw gaan:
in ondertrouw gaan (K361p Zolder),
ondertrouw:
ónnertrou (K361p Zolder),
ondertrouw doen:
den ónnertrou dōē.n (K361p Zolder),
zich gaan uithangen:
ze zèn zich goeën óó.thánge (K361p Zolder)
|
aangifte doen bij de ambtenaar van de burgerlijke stand, waarbij de aanstaan-de echtgenoten elkaar verklaren dat zij met elkaar een huwelijk willen aangaan; in ondertrouw gaan [verscholen, ondertrouwen, ondertrouw doen, aantekenen] [N 115 (2003)]
III-2-2
|
18525 |
in stof geplaatste zak |
ingezette tas:
engəzátətɛs (K361p Zolder),
ingezatte tes (K361p Zolder)
|
een in de stof geplaatste zak [N 59 (1973)]
III-1-3
|
20252 |
in verwachting zijn |
in positie zijn:
in pezīē.sie zèè.n (K361p Zolder),
in verwachting zijn:
in verwachting zijn (K361p Zolder),
in verwáchting zèn (K361p Zolder),
met een dikke buik lopen:
bè nen dikke bóók loepe (K361p Zolder),
met een pakje thuiskomen:
ongetrouwd zwanger zijn
bèt e pékske tóóskoo.me (K361p Zolder),
verwachten:
ze verwojt (K361p Zolder),
z zijn:
zo
zoe zèè.n (K361p Zolder)
|
Zwanger zijn: een kind dragen, zwanger zijn (staan, met een dik lijf lopen, inkopen, groot gaan, geladen). [N 115 (2003)]
III-2-2
|
18037 |
indigestie (hebben) |
indigestie:
indigestie (K361p Zolder)
|
Indigestie: storing van de spijsvertering als gevolg van overlading van de maag, te snel eten (overetendheid, indigestie, maag van streek, muik). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
17982 |
ingebeelde ziekte |
sint-mij-dunkt:
sinte me tunk (K361p Zolder)
|
Ingebeelde ziekte (niebekonter, iepreponder, hype). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
28135 |
ingestorte pijler |
toegevallen(e) taille:
tǫwgǝvalǝnǝ tęj (K361p Zolder
[(Zolder)]
[Eisden])
|
Een door steenval ingestorte pijler. [N 95, 545]
II-5
|
17909 |
ingieten (met geluid) |
kaalsen:
Het water over een emmer water doen spatten.
ka.lse (K361p Zolder),
klotsen:
klotsen (K361p Zolder),
paalsen:
Het water in een plonsbadje doen opspatten door erop te slaan.
pa.lse (K361p Zolder),
pletsen:
plétse (K361p Zolder)
|
Met een zeker geluid water ergens in gieten (spetteren, klotsen, klateren, spatten, plonsen) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
33181 |
ingooien (in een kuiltje) |
gooien:
gōi̯ǝ (K361p Zolder)
|
[N 12, 11; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 14 en 15]
I-5
|
34012 |
inhalen |
voorbijsteken:
vǝrbē̜stiǝkǝ (K361p Zolder)
|
Gaan twee karren achter elkaar en gaat de laatste vlugger vooruit dan de eerste, dan zal ze haar voorganger inhalen. [JG 1a, 1b]
I-10
|