32672 |
asblok |
asblok:
as˱blǫk (K361p Zolder),
koffer:
kǫfǝr (K361p Zolder)
|
Houten blok met aan de onderzijde een gleuf waarin de metalen as bevestigd wordt, ter versteviging van de as. Zie verder ook WLD I.1 voor het asblok van de ploeg. [N 17, 40 + 44j + 50b + 51; N G, 48a; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 2b; monogr.]
I-13
|
22084 |
asse |
asse:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!
asse (K361p Zolder)
|
asse? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
28198 |
aureool, lichtkrans |
krans op de vlam:
kra.ns ǫp ǝ vlam (K361p Zolder
[(Zolder)]
[Zolder, Zwartberg, Winterslag])
|
Een lichtblauw gekleurde lichtkegel om de vlam van de veiligheidslamp, zichtbaar bij de aanwezigheid van mijngas. De lengte van de lichtkegel is een maat voor het percentage aanwezig mijngas. Is het mijngasgehalte ±4,5%, dan wordt de lichtkegel zo lang, dat ze de bovenkant van de gaaskap van de veiligheidslamp raakt. Hangt de lamp enige tijd in een dergelijk mengsel, dan kan de gaaskap gaan gloeien. Een gloeiende gaaskap levert steeds een groot gevaar op, aangezien daardoor het mijngas buiten de lamp ontstoken kan worden (Handb. H. pag. 10). [N 95, 234; monogr.]
II-5
|
22370 |
autoped |
trottinette (fr.):
en tróttenèt (K361p Zolder),
tróntenèt, tróttinèt (K361p Zolder),
/
trontinet (K361p Zolder),
Fr. trottinette.
tróntenèt (K361p Zolder),
tróttenèt (K361p Zolder),
Soms.
en tróntenèt (K361p Zolder)
|
[SND (2006)]het speeltuig bestaande uit een plankje op twee kleine wielen met een stuurstang waarop men door afzetten met de voet rijdt [autoped, glijer, step, aveseerplankje] [N 112 (2006)] || step [SND (2006)] || Step, autoped.
III-3-2
|
31935 |
avegaar |
wringboor:
vreŋbǫr (K361p Zolder)
|
Grote handboor met schroef- of lepelvormig uitlopend boorijzer dat met een dwarsstang wordt rondgedraaid en dient om zeer diepe en/of wijde gaten te boren. Zie ook afb. 79 en 80. De avegaar wordt door verschillende houtbewerkers gebruikt. De wagenmaker boort er onder meer de naven van karwielen mee uit, terwijl de klompenmaker de avegaar gebruikt om er aan de binnenkant van klompen hout mee weg te halen. Dit lemma bevat alleen algemene benamingen voor de avegaar (onder A), de schroefavegaar (onder B) en de lepelavegaar (onder C). Specifieke uitvoeringen van de avegaar zoals die bijvoorbeeld door de kuiper, de klompenmaker en de wagenmaker worden gebruikt, worden behandeld in de paragrafen over de terminologie van deze beroepen. Vgl. voor het woordtype never, dat werd opgegeven door respondenten uit Swalmen, Geulle en Valkenburg (L 331, Q 18, Q 101) ook het Limburgs Idioticon, pag. 176, s.v. never, ø̄Kruisboor. Geh. Kempenlandø̄ en voor het woordtype borendrouw uit Eupen (Q 284) RhWb (I), kol. 1437, s.v. Drau, ø̄das Gestell am Handbohrer, das den eingesetzten Bohrer dreht, Bohrwinde Drehbügelø̄. Met de lepelavegaar werken werd in Hasselt (Q 2) uitbuikeren (ø̜̄ǝt˱bø̜̄.kǝrǝ) genoemd. [N G, 32a; N 53, 167a-c; L 32, 35; A 32, 8; monogr.]
II-12
|
25073 |
averechts, achterstevoren |
andersom:
ānersom (K361p Zolder),
averechts:
iêverechts (K361p Zolder),
contraire (fr.):
contrarie (K361p Zolder)
|
averechts [ZND 05 (1924)]
III-4-4
|
20582 |
avondmaal |
avondeten:
aovond êten (K361p Zolder),
avondskost:
avondskost (K361p Zolder)
|
de laatste maaltijd van de dag, avondeten [ZND 02 (1923)]
III-2-3
|
22321 |
baantje glijden op het ijs |
sleuren:
sleure (K361p Zolder)
|
Slieren: zich op een glijbaan vermaken.
III-3-2
|
17584 |
baard |
vlimmen:
vlø̜mǝn (K361p Zolder)
|
De scherpe uitsteeksels van de aar bij sommige graangewassen: kafnaalden. Het type baard is een verzamelnaam; het type vlimmen is het meervoud van vlim dat eigenlijk de afzonderlijke kafnaald aanduidt die aan het omhulsel van de korrel vastzit. Wanneer het type vlimmen als dubbelopgave naast baard voorkomt (dat is het geval in L 286, 312 en 313), dan is de betekenis van vlimmen: het omhulsel waarin de korrel zit. Vergelijk ook de lemma''s ''graanafval'' (6.1.30) en ''spikken'' (6.1.31). Zie afbeelding 2, f. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; A 25, 11; NE 2.I, 51; monogr.; add. uit N 14, 131]
I-4
|
17720 |
baarmoeder |
baarmoeder:
baarmōē.der (K361p Zolder),
matrice (fr.):
matris (K361p Zolder)
|
baarmoeder [N 10c (1995)]
III-1-1
|