33256 |
klaver, algemeen |
klaver:
klāvǝr (K361p Zolder),
klēǝ.vǝrǝ (K361p Zolder)
|
De klaver- en klee-varianten in dit lemma vormen de verzamelnaam voor allerlei klaversoorten uit de familie van de Vlinderbloemigen. Klaver werd tot 1950 geteeld als groenvoer en als stoppelgewas. In de Nijmeegse lijst is niet naar de afzonderlijke soorten of naar de algemene naam gevraagd, alleen naar de benamingen voor verschillende oude klaversoorten. Hier zijn, naast de algemene naam in dit lemma, eerst enkele meestvoorkomende soorten apart behandeld en is tot slot een verzamellemma Andere Oude Klaversoorten toegevoegd. De scheiding in het Nijmeegse materiaal is achteraf aangebracht, op grond van de gewasnaam, de opmerkingen van de zegslieden en andere bronnen. Zie ook WBD.I, afl. 8, blz. 1408. [N 14, 83; JG 1a, 1b, 2b, 2c; A 4, 10; L 1, a-m; L B2, 348; L 20, 10; Wi 50; S 18; monogr.]
I-5
|
22747 |
klaveren in het kaartspel |
klaveren:
Als slangw. ook: klavédders, vgl. véddere (erop los slaan).
klaa.vere (K361p Zolder)
|
Klaveren.
III-3-2
|
18171 |
kledij, kleren |
kleren:
klir (K361p Zolder)
|
Kent ge een verzamelwoord voor "de kleren"(kleerage, of een ander woord). [ZND 36 (1941)]
III-1-3
|
27668 |
kleedlokaal |
lavoir:
lavwā.r (K361p Zolder
[(Zolder)]
[Zwartberg, Waterschei]),
lavā.r (K361p Zolder
[(Zolder)]
[Zolder])
|
De ruimte waar men zich kon verkleden en ook kon wassen blijkens woordtypen als "waskouw", "badlokaal" en "bad". Volgens de informant van Q 111 sprak men vroeger van "waskouw" en later van "badlokaal". [N 95, 7; monogr.]
II-5
|
27669 |
kleerhaak |
haak:
huǫk (K361p Zolder
[(Zolder)]
[Zwartberg])
|
De haak waaraan de mijnwerker zijn kleren en mijnkleding kan ophangen. Door middel van een ketting en een katrolsysteem hangt alle kleding hoog in de lucht. Bij het begin van de dienst laat de arbeider zijn haak neer, haalt er zijn mijnkleding vanaf en hangt er zijn dagelijkse kleding aan op. Daarna trekt hij de haak weer op en sluit de ketting af met een hangslot. In de mijnen van Eisden, Zwartberg, Waterschei, Winterslag en Zolder kent men dit systeem van opbergen niet: daar stopt men zijn spullen in kasten. [N 95, 56; N 95, 57; monogr.]
II-5
|
19389 |
kleerhanger |
kapstok:
kapstok (K361p Zolder),
kapstǫk (K361p Zolder),
kapstokhanger:
kapstǫkhaŋǝr (K361p Zolder)
|
Gebogen houtje of beugel met haak waarop men jas of mantel zonder kreuken kan ophangen. [N 59, 35; monogr.]
II-7
|
19677 |
kleerkast |
kleerkast:
klīrkas (K361p Zolder)
|
kleerkast [ZND 34 (1940)]
III-2-1
|
19631 |
kleerkist, kleerkoffer |
houten kleerkoffer:
hotə klīrkofər (K361p Zolder)
|
Een houten koffer om (kleeren in te bewaren). [ZND 28 (1938)]
III-2-1
|
28709 |
kleermaker |
kleer-/kledermaker:
klīrmākǝr (K361p Zolder)
|
Algemene benaming voor persoon die kleren maakt. [N 59, 197a; L 1a-m; L 28, 2; S 18; monogr.]
II-7
|
28715 |
kleermakersbedrijf |
kledermakerij:
klīrmakǝręj (K361p Zolder)
|
Algemene benaming voor het kleermakersbedrijf. [N 59, 202b; monogr.]
II-7
|