27995 |
kop van de pijler |
kop van de taille:
kǫp van ǝn tej (K361p Zolder
[(Zolder)]
[Zwartberg])
|
Het einde van de pijler, in het algemeen tevens het hoogste punt van de pijler. De woorden en woorddelen (pijler) en (streb) zijn fonetisch gedocumenteerd in het lemma Pijler. [N 95, 280]
II-5
|
33137 |
kopdorser |
kopdorser:
kǫp˱dǫrsǝr (K361p Zolder)
|
Bij deze vroege gemotoriseerde dorsmachine werden de schoven met de aren (de kop van de schoof) naar voren in de machine geschoven. Het eigenlijke dorsen gebeurde in een trommel met ijzeren pinnen of tanden die doet denken aan een hekel. Zie afbeelding 12. [N 14, 6a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
28871 |
kopieerwieltje |
radertje:
rãrkǝ (K361p Zolder)
|
Een scherp getand wieltje aan een handvat om patronen uit te raderen. Zie afb. 5. [N 59, 4]
II-7
|
19582 |
kopje |
jatte (fr.):
sjat (K361p Zolder, ...
K361p Zolder),
ṣat (K361p Zolder),
zjat (K361p Zolder, ...
K361p Zolder)
|
kopje, tas [ZND 28 (1938)], [ZND 45 (1946)], [ZND 45 (1946)]
III-2-1
|
22740 |
kopjeduikelen |
kopjerollen:
Sub kùpke.
kùpke rólle (K361p Zolder),
kopjeschieten:
Sub kùpke.
kùpke schîe.te (K361p Zolder)
|
Kopjebuitelen, kopjeduikelen.
III-3-2
|
33987 |
kopnet |
vliegennet:
[vliegennet] (K361p Zolder)
|
Vliegennet dat alleen over het hoofd van het paard wordt gehangen. [JG 1a, 1b; N 13, 83a]
I-10
|
22037 |
koppel add. |
kweekkoppel:
kwikkóppel (K361p Zolder),
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!
kwikkóppel (K361p Zolder, ...
K361p Zolder)
|
(Duiven) Kweekpaar. || Wat is de dialectbenaming voor: een duif alleen voor de voortplanting? [N 93 (1983)] || Wat is de dialectbenaming voor: een paar? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
20368 |
koppelen |
bijeenbrengen:
bīē.nbringe (K361p Zolder),
bijeenzetten:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!
bīē.n zètte (K361p Zolder),
koppelen:
koppelen (K361p Zolder),
kóppele (K361p Zolder),
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!
kóppele (K361p Zolder)
|
koppelen; twee personen tot een huwelijk met elkaar brengen [lappen, koppelen] [N 115 (2003)] || Wat is de dialectbenaming voor: het bij elkaar zetten van duivers (doffers) en duivinnen? [N 93 (1983)]
III-2-2, III-3-2
|
32684 |
koppelhaak, koppelketting |
haak:
hōǝk (K361p Zolder)
|
De in dit lemma verenigde termen betreffen het verbindingsstuk ( + evt. onderdelen) tussen het zwenghout van het trekdier en de kam of stelboog. Dat was meestal - en vooral bij de oude voetploeg - een korte ketting met een haak aan de uiteinden. Vaak echter bestond dit koppelstuk uit twee haken, twee ringen of een haak en een ring die onderling door een draaihaak verbonden waren, of kon volstaan worden met een haak, een open schakel of een ring zonder meer. Bij de latere ijzeren wentelploeg met voorkar kon het zwenghout rechtstreeks aan de haak van de stelboog worden vastgemaakt. Sommige opgaven benoemen dan ook de vaste haak die deel uitmaakt van de grindelstang ofwel de tot de breedteregeling behorende beweegbare haak. De bovengenoemde of een daarop gelijkende ketting werd - en enkele van de onderstaande termen wijzen daar al op - eveneens gebruikt om de eg met het zwenghout te verbinden. Men zie daarom ook het lemma Egketting ca. [JG 1b + 1e + 2c; JG 2b-4, 2c; N 11, 35; N 11 A, 95b + 99c]
I-1
|
27403 |
koppeling |
krok:
krǫk (K361p Zolder
[(Zolder)]
[Zwartberg, Waterschei])
|
Koppeling, bestaande uit haak en oog, waarmee mijnwagens aan elkaar worden gekoppeld. [N 95, 678; monogr.; Vwo 12; Vwo 261; Vwo 454]
II-5
|