19668 |
lade |
lade van de tafel:
laej van də taofəl (K361p Zolder),
lāi van də tūafəl (K361p Zolder),
lade van een tafel:
läai van n toêfəl (K361p Zolder),
tafellade:
to͂fəllāi̯ (K361p Zolder)
|
een tafellade (Noordnederl. \'tafella\') [ZND 03 (1923)] || lade van een tafel [ZND 37 (1941)]
III-2-1
|
28866 |
lade in de kleermakerstafel |
lade:
lãj (K361p Zolder)
|
De lade in de kleermakerstafel, waarin men opbergt wat nog niet wordt behandeld. Volgens de informant van Q 198 was er geen lade in de tafel. [N 59, 1b]
II-7
|
27367 |
laden |
laden:
lǭi̯.ǝ (K361p Zolder)
|
De kar laden. Vergelijk ook WLD I, afl. 4, p. 84 ev [JG 1a, 1b; L 37, 14; Wi 33, 39; add. bij N 18]
I-10
|
28276 |
lader |
lader:
lā.jǝr (K361p Zolder
[(Zolder)]
[Oranje-Nassau I])
|
De persoon die op de laadpunten de kolen in de mijnwagens laadt door het openen en sluiten van de laadbak. Indien aanwezig, bedient hij ook de wagentrekker of de lier waarmee de wagens verplaatst kunnen worden. [N 95, 141; monogr.; Vwo 229; Vwo 236; Vwo 461; Vwo 465; Vwo 666]
II-5
|
27854 |
lading |
vracht:
vraxt (K361p Zolder)
|
Datgene wat op de kar of kruiwagen wordt geladen. [JG 1a, 1b; Wi 52; monogr.]
I-10
|
22562 |
lage kaart(en) |
ijloog:
eilôêch (K361p Zolder)
|
Lage kaart (2 tot 10).
III-3-2
|
33702 |
lage, natte plekken in moeras |
waterkot:
wātǝrkōt (K361p Zolder)
|
De lager gelegen delen in een moeras waarin steeds water staat. [N 27, 21b]
I-8
|
33680 |
lage, natte zandgrond |
lage grond:
lēgǝ gront (K361p Zolder)
|
[N 27, 35; R 3, 5]
I-8
|
18147 |
lam |
lammetje:
lɛmǝkǝ (K361p Zolder),
mettetje:
mɛtǝkǝ (K361p Zolder)
|
Jong van het schaap in het algemeen. Zie afbeelding 5. [N 70, 3; R 3, 36; S 20; Wi 5; Wi 12; L 20, 22c; L 6, 25; L 1a-m; JG 1a, 1b; AGV, m 3; A 2, 45; A 2, 1; A 4, 22c; Vld.; monogr.]
I-12
|
34412 |
lammeren |
lammen:
lamǝ (K361p Zolder)
|
Jongen ter wereld brengen, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 67; JG 1a, 1b; L 29, 32; L 1a-m; N C, add.; Vld.; monogr.]
I-12
|