22416 |
leefnet |
visnet:
en vèsnèt (K361p Zolder)
|
het net waarin men vissen die met de hengel zijn gevangen levend kan houden [leefnet, kaar] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
20479 |
leeftijd, ouderdom |
oude dag:
aae daag (K361p Zolder),
ouderdom:
aaerdom (K361p Zolder),
aaerdoom (K361p Zolder),
adərdaom (K361p Zolder)
|
ouderdom [ZND 05 (1924)] || ouderdom; op zijn ouderdom [ZND 40 (1942)]
III-2-2
|
20953 |
leeg, gezegd van een noot |
leeg:
verzamelfiche ook mat. van ZND 1 (a-m)
leg nøtəkə (K361p Zolder)
|
loze noot [ZND 30 (1939)]
III-2-3
|
24973 |
leeg, niets bevattend |
leeg:
leeg (K361p Zolder, ...
K361p Zolder),
uit (pint):
mei glaos es oet (K361p Zolder)
|
Leeg. Mijn glas is ledig [ZND 37 (1941)]
III-4-4
|
18920 |
leegloper |
leegloper:
ook materiaal znd 30, 4
leglaupər (K361p Zolder)
|
leegloper [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
22017 |
leervlucht |
leervlucht:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!
līērvlucht (K361p Zolder),
Om de duiven af te richten.
lîervlucht (K361p Zolder),
opleervlucht:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!
óplīērvlucht (K361p Zolder),
voorvlucht:
veu.rvlucht (K361p Zolder)
|
(Duivent.) Hokken met kortere vliegafstand, vanaf de lossingsplaats tot aan het lokaal van de vereniging. || (Duivent.) Oefenvlucht voor duiven. || Hoe zegt men / hoe noemt men in Uw dialect: een georganiseerde vlucht om jonge duiven te leren [N 93 (1983)]
III-3-2
|
30861 |
leest |
leest:
liǝst (K361p Zolder)
|
De pasvorm, meestal van beukenhout, waaraan men de schoenen maakt. "De leest waarop de schoen gemaakt wordt, moet als het ware net een afgietsel zijn van de voet, en voor wat de stand aangaat, geschikt zijn volgens de hoogte der hiel waarvoor hij zal gebruikt worden" (Dierick, pag. 7). [N 60, 185a; N 60, 244a; L 1a-m; L 30, 8; S; monogr.]
II-10
|
22749 |
leeuw |
leeuw:
luu(w) (K361p Zolder),
ne liw (K361p Zolder),
NB liewin: leeuwin.
lîef (K361p Zolder)
|
leeuw [GTRP (1980-1995)] || Leeuw. [ZND 30 (1939)]
III-3-2
|
33883 |
leewater |
leewater:
lēwātǝr (K361p Zolder)
|
Gewrichtsontsteking bij veulens - ook bij kalveren en hoenders -, door een vochtophoping, veroorzaakt door een besmetting die bij veulens vooral via een navelwond binnendringt. [A 48A, 12c; N 8, 90m en 90n; monogr.]
I-9
|
34067 |
lege eerste koe |
muntig (bijvgl. nmw.):
møntex (K361p Zolder)
|
Jong rund dat eenmaal heeft gekalfd, maar dat daarna niet meer drachtig wil worden of waarmee men niet verder wil fokken. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 25b; N C, 15; monogr.]
I-11
|