22293 |
man die de uitslag bepaalt add. |
uitmaken:
óó.tmaa.ke (K361p Zolder)
|
2. (Uitslagen van duivenwedstrijden) opmaken.
III-3-2
|
18422 |
manchet |
manchet:
məsjeͅt (K361p Zolder),
omslag:
omslaag (K361p Zolder)
|
de boord onder aan de mouw (manchet?) [N 59 (1973)]
III-1-3
|
26825 |
mand |
mand:
mān (K361p Zolder)
|
De algemene benaming voor een uit wissen gevlochten mand. Zie ook afb. 284. Uit het materiaal blijkt dat er niet altijd een onderscheid wordt gemaakt tussen de woorden mand en korf. Als dat wel wordt gedaan, duidt men met het eerste woord eerder een mand met oren aan, terwijl men het tweede gebruikt voor een mand met een hengsel (vgl. Janssens, pag. 24 e.v.). Zie ook het lemma ɛkorfɛ.' [N 20, 48; N 40, 37; L 1 a-m; S 23; monogr.]
II-12
|
22142 |
mand waarin één of meer duiven vervoerd worden om ze te leren |
grote korf voor op te leren:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!
ne gruute kù.ref vur óp te līēre (K361p Zolder)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: een mand waarin één of meer duiven vervoerd worden om ze te "leren"? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
33768 |
manen |
manen:
muǫnǝ (K361p Zolder),
mōǝnǝ (K361p Zolder)
|
Het lange nekhaar bij een paard. Paarden worden vaak onderscheiden naar de kleur van de manen (zie paragraaf 4.1). Zie afbeelding 2.13. [JG 1a, 1b; N 8, 21]
I-9
|
33914 |
manenschurft |
fistel:
fesǝl (K361p Zolder)
|
Steeds terugkerende verzwering of verettering, in de maanstapel en in de oren, te wijten aan een te warme, bedompte stal en onvoldoende huidverzorging. Door schuren en wrijven onststaan kale of bloedige verdikkingen waarop korsten komen. [N 8, 90t]
I-9
|
18148 |
manken |
manken:
manken (K361p Zolder)
|
Gebrekkig lopen door bijv. ongelijke lengte van de benen (hompe(le)n, manken, lammen, mank lopen). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
17713 |
mannelijk geslachtsorgaan |
beurs:
bórs (K361p Zolder),
ding:
dink (K361p Zolder),
dingetje:
Onschuldig.
dingske (K361p Zolder),
Voor jongens
dingske (K361p Zolder),
gemacht:
gemécht (K361p Zolder),
kril:
krél (K361p Zolder),
kwarrel:
Grof
kwárrel (K361p Zolder),
kweestenbijbel:
Humoristisch
kwistenbīē.bel (K361p Zolder),
partij:
Onschuldig, eufemistisch.
(zen) partei (K361p Zolder)
|
geslachtsdelen in het algemeen [N 10c (1995)] || mannelijke geslachtsorgaan [gemach, gemaacht] [N 10c (1995)]
III-1-1
|
34449 |
mannelijk jong van de geit |
bokje:
bø̜kskǝ (K361p Zolder)
|
[N 19, 71b; N 19, 71a; N 77, 76; A 9, 21]
I-12
|
34051 |
mannelijk kalf |
stierenkalf:
stirǝ[kalf] (K361p Zolder),
varrenkalf:
vē̜rǝ[kalf] (K361p Zolder)
|
[N 3A, 15; N C, 7a; JG 1a, 1b; A 9, 17a; Gwn V, 5a; monogr.]
I-11
|