17833 |
moe |
moeg:
my:ch (K361p Zolder)
|
moe [RND]
III-1-2
|
22108 |
moederklok |
moederklok:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!
mōē.derklók (K361p Zolder)
|
de moederklok in het duivelokaal? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
33019 |
moederkoren |
moederkoren:
mǫi̯ǝrkorǝ (K361p Zolder)
|
De zwarte woekering die te voorschijn komt uit de aren van verschillende granen en grassoorten; vooral bekend bij rogge. De getroffen gewassen zijn zowel schadelijk voor mens en dier (vruchtafdrijvend), als tegelijkertijd geneeskrachtig (bloedstelpend en de baring opwekkend). Botanisch is de woekering een schimmel (Ustilago segetum Cord.) waardoor de plant al bij het kiemen geïnfecteerd wordt en die pas naar buiten komt als de gewassen vrucht beginnen te dragen. De ziekte was zeer gevreesd onder de landbouwers en er bestaan dan ook vele, vaak bijgelovige, gebruiken om het moederkoren tegen te gaan. Sommige zegslieden geven dan ook aanvullende opmerkingen die zowel op deze angst als op de waarde van het moederkoren wijzen. De benamingen met moeder- en moer- wijzen wel op de baringbevorderende werking van het moederkoren. In L 250 wordt opgemerkt: "Werd vroeger verzameld voor apotheken; thans in Zwitserland gekweekt."; in L 270: "Een zwak aftreksel van ''moorkore'' werd vroeger direct na de bevalling aan de moeder gegeven; dit i.v.m. tegengaan van bloedverlies; het werd in de koffiemolen gemalen." In Q 97: "Dit moorkore kwam vroeger vaak voor. Tot een bepaalde hoeveelheid was het toelaatbaar. Moorkore werd vroeger goed betaald. Deze plant had namelijk de eigenschap dat ze, in gemalen toestand, in staat was de vrucht te kunnen afdrijven. Reden waarvoor ze door apothekers werd gekocht. Als er teveel van dit spul in het dierenvoer zat, betekende dat voor de boeren vaak een strop. De beesten gingen dan "versjete", d.w.z. de kalveren werden te vroeg geboren en overleefden dit meestal niet." De benaming duivelskoren en duivelsteken alsook de vernoemingen met diernamen wijzen wel op het taboe dat op deze gevreesde ziekte rustte. De benaming hanespoor is wel een leenvertaling van het Fr. ''ergot''.' [A 43, 11; L 1 a-m; L 1 u, 163; L 15, 12; S 24; monogr.]
I-4
|
33759 |
moederloos veulen |
papveulen:
pap˲vø̄.lǝ (K361p Zolder)
|
Veulen dat met een melkfles grootgebracht wordt. [N 8, 6]
I-9
|
17567 |
moedervlek |
geboorteplek:
geboorteplák (K361p Zolder),
geboorteplekje:
geboorteplékske (K361p Zolder),
moedervlek:
moedervlek (K361p Zolder),
peperkoortje:
Licht behaard bruin huidvlekje.
pië.perkeu.rke (K361p Zolder),
pepermuntje:
Licht behaard bruin huidvlekje.
pīë.perm.unteke (K361p Zolder)
|
Moedervlek: een aangeboren bruine vlek op de huid (moedervlek, moederplek, peperkoor, pepervlek). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
19309 |
moedig (zijn) |
kloek:
hie es klook (K361p Zolder),
moedig:
hei es mødəx (K361p Zolder)
|
hoe drukt ge uit in uw dialect: hij is moedig (hij is geen bangerd, hij durft bv. te vechten) [ZND 39 (1942)]
III-1-4
|
33823 |
moedig en opgewekt |
ijverig:
īvǝrex (K361p Zolder)
|
Gezegd van energieke en levendige paarden. [JG 1a; N 8, 64j]
I-9
|
22045 |
moeilijk ademhalen |
gijgen:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!
geige (K361p Zolder),
jabokken:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!
jaabókke (K361p Zolder),
reutelen:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!
reu.tele (ine kiël) (K361p Zolder),
rochelen:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!
róchele (K361p Zolder)
|
Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: moeilijk ademhalen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
19940 |
moer |
vooi:
voei (K361p Zolder),
voi (K361p Zolder)
|
konijn, vrouwtje [ZND 20 (1936)] || voedster, vrouwtjes konijn [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|
33700 |
moeras |
ven:
vɛn (K361p Zolder)
|
Waterachtig, laaggelegen, drassig land, broekland, gebied zonder behoorlijke afwatering. [N 27, 20; N 14, 53; N 6, 33b; R 3, 9; A 2, 57; RND 20; Wi 17; Wi 54; L 19B, 2aI; Vld.; monogr.]
I-8
|