27590 |
ontslag |
afdanking:
ā.fda.ŋkeŋ (K361p Zolder
[(Zolder)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Het ontslaan uit de dienst, al of niet gedwongen. Zie ook de lemmata Ontslag Krijgen en Ontslag Nemen. [N 95, 998; N 95, 999]
II-5
|
27591 |
ontslag krijgen |
afgedankt werden:
ā.fgǝda.ŋkt wi.ǝrǝ (K361p Zolder
[(Zolder)]
[Emma])
|
De dienst opgezegd krijgen. In "zijn boek krijgen" wordt met boek het werkboekje bedoeld dat men terugkrijgt als men ergens niet meer werkt (Vanwonterghem pag. 69). Püs in de "de püs krijgen" is een strozak in het bed of een armoedig bed (RhWB VI pag. 1227 s.v. "Püs"). Het woord wordt in deze uitdrukking overdrachtelijk gebruikt. [N 95, 999; N 95, 998; monogr.]
II-5
|
27271 |
ontslag nemen |
zijn demissie nemen:
zǝn dǝmesi nē.mǝ (K361p Zolder
[(Zolder)]
[Domaniale]),
zijn ontslag pakken:
zǝn ǫntslā.x pakǝ (K361p Zolder
[(Zolder)]
[Zolder])
|
Als arbeider zelf ontslag nemen uit de dienst. Men moest een aantal dagen van te voren opzeggen, wilde men zonder loonverlies de werkovereenkomst verbreken. In de Belgische mijnen moest men minstens 14 dagen vooraf het mijnbestuur in kennis stellen van zijn ontslag (Defoin pag. 219). Ook woordtypen als "kundigen" of "(zijn) dagen doen" wijzen op een opzegtermijn. [N 95, 1000; monogr.; Vwo 100; Vwo 147; Vwo 148; Vwo 267; Vwo 268; Vwo 574]
II-5
|
27856 |
ontsteker |
capsule:
kapsøl (K361p Zolder
[(Zolder)]
[Zwartberg, Waterschei])
|
Apparaat waarmee de ontploffing van springstof op gang kan worden gebracht. Het slagpijpje is een koperen buisje van 6.5 mm diameter en 4 cm lang, dat een kleine hoeveelheid ontstekingspoeder bevat. Hierin liggen twee electrische draden tegenover elkaar. Zij zijn verbonden door een kleine brug uit zeer dunne platinadraad die begint te gloeien zodra de stroom er doorloopt (Defoin pag. 141). [N 95, 411; monogr.; Vwo 212; Vwo 564]
II-5
|
18040 |
ontsteking |
zweer:
zweer (K361p Zolder)
|
Ontsteking: plaatselijke infectie van weefsel, lichaamsdelen, gepaard gaande met roodheid, zwelling en pijn (meuk, mik, zweer, (ver)zwering). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
22046 |
ontsteking van de oogleden |
liesje:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!
et lieske (K361p Zolder)
|
Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: ontsteking van de oogleden (oogvliesjes)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
34456 |
onvruchtbare geit |
steenbok:
stinbø̜k (K361p Zolder)
|
De antwoorden kunnen zowel op een onvruchtbare geit in het algemeen duiden als op een onvruchtbare vrouwelijke geit. [N 19, 72; JG 1a, 1b; N 77, 84; monogr.]
I-12
|
33682 |
onvruchtbare grond |
slechte grond:
slɛxtǝ gront (K361p Zolder)
|
Grond van slechte kwaliteit. De oorzaak kan verschillend zijn. Het gevolg is echter een slecht landbouwproduct. [N 27, 31; N 27, 29; N 11, 2d; N 11, 2f; A 10, 4; N 6, 33a; Vld.; monogr.]
I-8
|
34151 |
onvruchtbare koe |
kween:
kwēǝn (K361p Zolder),
kwęi̯n (K361p Zolder),
muntige:
møntegǝ (K361p Zolder)
|
In dit lemma duiden de benamingen niet alleen op een koe die bij de dekking niet is bevrucht maar ook op een rund dat halfslachtig ter wereld is gekomen dat wil zeggen half stier en half koe is. Ook tweeling-runderen zijn vaker onvruchtbaar. [N 3A, 102; N 3A, 103; N 3A, 150h; N 3A, 150i; JG 1a, 1b; A 4, 14; L 20, 14; monogr; add. uit N C]
I-11
|
25176 |
onweerx |
onweer:
onweer (o.).
oͅnweiər (K361p Zolder)
|
onweer [N 22 (1963)]
III-4-4
|