e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zolder

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
openbroek met linten snelzeiker: snelzekər (Zolder) vrouwen (onder)broek (vero) met zijsplitten en voorzien van linten in de pijpband waarmee de kousen worden vastgemaakt [boks] [N 25 (1964)] III-1-3
openpersen op een niks laten uitlopen: op nǝ neks lwǫtǝn ǭ.tlupǝ (Zolder) De naden aan weerszijden platpersen of openpersen. [N 59, 186] II-7
opereren opereren: opereren (Zolder) Opereren: een operatie verrichten (opereren, vlijmen, snijden). [N 107 (2001)] III-1-2
opgezette zak tas bovenop: tessen bovenop (Zolder), tɛs bōvənop (Zolder) een opgezette zak (opgezette zak of tes, stölpzak) [N 59 (1973)] III-1-3
ophaalmachine moteur: motø̜̄r (Zolder  [(Zolder)]   [Zwartberg, Waterschei]) De machine waarmee de kooien in de schacht opgehaald en neergelaten worden. [N 95, 81; monogr.] II-5
ophaalmachinist machinist van het beur: mašǝnest˲van t˱ bør (Zolder  [(Zolder)]   [Zwartberg, Eisden]), mašǝnist ˲van t˱ bø̄r (Zolder  [(Zolder)]   [Zolder]) De arbeider die de ophaalmachine bedient. [N 95, 134; monogr.] II-5
ophanger hangsnoer: ha.ŋsnū.r (Zolder), hangsnoer (Zolder), há.ŋsnū.r (Zolder), litsje: liske (Zolder), lëëtske (Zolder), stropje: strūpke (Zolder), strøpkǝ (Zolder) het lusje waarmee men de jas kan ophangen [N 59 (1973)] || Het lusje waarmee men de jas kan ophangen. [N 59, 125; Gi 1.IV, 37] || Lintje. Hoe heet het lintje of snoer om een jas op te hangen? [ZND 37 (1941)] II-7, III-1-3
opklaren opklaren: opklaren.  oͅpkleirə (Zolder) opklaren, helder worden [op-, doorweere, optrekken, afzomen, zich klaren, opklaren] [N 22 (1963)] III-4-4
opleren oplaten: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!  óploeë.te (Zolder), opleren: óplîere (Zolder) 2. Africhten (van duiven). || Hoe zegt men / hoe noemt men in Uw dialect: jonge duiven (een paar kilometer van het hok) wegbrengen, om ze te leren [N 93 (1983)] III-3-2
opmaken opdoen: gɛlt opdy(3).n (Zolder) geld opdoen (opmaken) [RND] III-3-1