id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
22055 | parasieten (alg.) | luizen: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina! luis (Zolder) | Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: uitwendige parasieten in het algemeen? [N 93 (1983)] III-3-2 |
18395 | parel | parel: pearel (Zolder) | Parel. Sieraad van de pareloester of –mossel met hoge waarde [parel, paarlemoer] [N 114 (2002)] III-1-3 |
21950 | paren van de duiven | paren: pōͅ.rə (Zolder), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina! pao.re (Zolder) | Hoe heet verder: paren? [N 93 (1983)] || Paren [van de duiven]. [Goossens 1b (1960)] III-3-2 |
18406 | parfum | parfum: parfum (Zolder) | Parfum. Reukstof in geconcentreerde vorm [parfum, odeur, reuksel] [N 114 (2002)] III-1-3 |
23283 | parochie | parochie: `kerkelijke gemeente` ən pəroche (Zolder), `kerkgemeente` parochie (Zolder) | Een parochie; dit woord kan betekenen zoals in het Nederl. "kerkelijke gemeente met een pastoor"ofwel eenvoudig "dorp"; welke betekenis heeft het bij u? [ZND 40 (1942)] III-3-3 |
22028 | pas kunnen vliegen | nog een hele jonge zijn: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina! tès nog nen hiele jònge (Zolder), nog maar juist op het dak komen: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina! ku.mt nóg mer zjust óp et daa.k (Zolder), nog maar juist uitvliegen: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina! et vliecht nóg mér zjust óó.t (Zolder) | Hoe zegt men van zon jong: het kan pas vliegen? [N 93 (1983)] III-3-2 |
28840 | pasband | bies: bis (Zolder), lintje: lentǝkǝ (Zolder) | Linnen bandje dat in een kledingstuk wordt meegenaaid om uitrekken te voorkomen. [N 59, 41; MW] II-7 |
23231 | pasen | pasen: paəsə valt lōͅt (Zolder) | Paschen valt laat. [ZND 34 (1940)] III-3-3 |
34046 | pasgeboren kalf | nuchter kalf: nøxtǝrǝ [kalf] (Zolder) | [N 3A, 15 en 20; N C, 6; JG 1a, 1b; monogr.] I-11 |
28897 | paspop | buste: bøst (Zolder), pop: pǫp (Zolder) | Pop waarop men gemaakte kleren past. Er zijn verschillende soorten paspoppen, bijv. harnassen van metalen ringetjes die van voren of van achteren kunnen worden gesloten of pasvormen van geprepareerd papier of karton (Morand, pag. 35). Er bestaan echter ook standaard-paspoppen, zowel voor mannen, vrouwen als kinderen. [N 59, 33] II-7 |