27680 |
poortwachtershuis |
corps de garde:
kǫn dǝ gart (K361p Zolder
[(Zolder)]
[Eisden])
|
[N 95, 40]
II-5
|
33796 |
poot |
poot:
put (K361p Zolder
[(mv putǝ)]
)
|
Tussen haakjes de meervoudsvorm. [JG 1a, 1b]
I-9
|
34019 |
poot omhoog |
voet:
vut (K361p Zolder)
|
Voermansroep om de hoef of voet op te lichten. [N 8, 95k]
I-10
|
33172 |
pootgoed, pootaardappelen |
plantpatatten:
plãnt[patatten] (K361p Zolder),
zaadpatatten:
zūǝt[patatten] (K361p Zolder)
|
Mooie aardappelen worden apart gehouden om in het volgend seizoen gepoot te worden, als pootaardappelen. Pootaardappelen mogen niet te groot en niet te klein zijnen er mogen veel ogen in zitten. Ze worden op een koele plaats, in de kelder, bewaard. Voor de fonetische documentatie van de woordtypen voor aardappel, zie het lemma Aardappel. [N M, 15; JG 1a; L 40, 55; monogr.; add. uit N M, 22]
I-5
|
34174 |
pootjesblaas |
slijmerblaas:
slɛi̯mǝrblǭs (K361p Zolder)
|
De tweede blaas waarin de voorpoten van het kalf zitten. [N 3A, 52b]
I-11
|
22806 |
pop |
pop:
en pop (K361p Zolder),
poup (K361p Zolder),
pòp (K361p Zolder),
korte oo
poop (K361p Zolder)
|
1. Pop (meisjesspeelgoed). || Een pop. [ZND 40 (1942)] || pop [GTRP (1980-1995)]
III-3-2
|
22660 |
poppenspel |
poppentheater:
Jonger. Ich hém e - vá Sinterkloeës gekree.ge.
póppetijaoter (K361p Zolder)
|
de voorstelling waarin de rollen niet gespeeld worden door mensen maar door marionetten [poesjenellespel] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
21482 |
portefeuille |
portefeuille (fr.):
Spr. uit pórtefuije.
pórtefuil, pórtefuij (K361p Zolder)
|
portefeuille (voor identiteitskaart, bankkaart, bankbiljetten enz.)
III-3-1
|
21481 |
portemonnee, beurs |
beurs:
bórs (K361p Zolder),
portemonnee (<fr.):
ne liairen portemenee (K361p Zolder),
ne liëre portemenee (K361p Zolder),
ne lèren portemenée (K361p Zolder),
pórtemenee (K361p Zolder)
|
beurs; zakje voor geld, knikkers... || Een lederen portemonnaie. [ZND 37 (1941)] || portemonnee, geldtasje
III-3-1
|
27681 |
portier |
garde:
gart (K361p Zolder
[(Zolder)]
[Eisden])
|
De portier bewaakt dag en nacht de toegang tot de mijn. [N 95, 124; monogr.]
II-5
|