27682 |
portiersloge |
controle:
kǫntrǫl (K361p Zolder
[(Zolder)]
[Zwartberg])
|
De ruimte waar de portier zich bevindt. Uit de woordtypen "penningcontrole", "penningenboede" en "markenboede" blijkt dat de portier ook soms de dienstpenningen uitgaf. [N 95, 4]
II-5
|
22807 |
portret, foto |
portret (<fr.):
pertret (K361p Zolder),
pòrtrɛt (K361p Zolder),
Fr. portrait; vgl. jonger fóttò, fòtò.
pertrèt (K361p Zolder),
petrèt (K361p Zolder)
|
Portret. [ZND 40 (1942)]
III-3-2
|
21203 |
postbode |
facteur (fr.):
faktø.r (K361p Zolder)
|
postbode [RND]
III-3-1
|
33573 |
postelein |
porselein:
porslei̯n (K361p Zolder, ...
K361p Zolder),
pərslēͅ.n (K361p Zolder),
postelein:
Peslên (K361p Zolder, ...
K361p Zolder)
|
[Goossens 1b (1960)]postelein [ZND 05 (1924)], [ZND 15 (1930)]
I-7
|
33171 |
poten |
kruiwagenspoten:
krø̜.wāgǝsputjǝ (K361p Zolder),
planten:
pla.ntǝ (K361p Zolder)
|
De kleine steuntjes die zich aan de onderkant van de berries bevinden en waarop het draagvlak van de kruiwagen kan rusten. [N 18, 99, add; JG 1a; JG 1b] || In dit lemma staan de algemene benamingen voor het planten van de pootaardappelen bijeen. [N 12, 10; N 15, 1b en 1c; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 20, 1a; A 23, 17d.I; Lu 1, 17d.I; Wi 43; monogr.; add. uit N 12, 15; N M, 18a en 18b]
I-13, I-5
|
21521 |
potlood |
potlood:
onzijdig
potlüt (K361p Zolder)
|
Potlood: schrijftuig (Fr. crayon). [ZND 05 (1924)]
III-3-1
|
33350 |
potstal |
meststal:
mø̜st[stal] (K361p Zolder),
potstal:
pǫtstal (K361p Zolder)
|
Een potstal is een ouderwetse stal, met als voornaamste functie het winnen van mest. De bodem is niet geplaveid; de koeien staan direct op de grond en de mest. Omwille van de mest stonden de koeien vroeger het hele jaar op stal, later alleen in de winter. Het vee stond in twee rijen, vastgebonden aan de stalpalen. Over de mest heen werd strooisel gespreid en zo kwamen de koeien steeds hoger te staan, tot de potstal "vol" was. De mest in de potstal werd regelmatig verplaatst, maar de potstal werd slechts één of twee keer per jaar uitgemest. De potstal verdween om hygiënische redenen. In armoedige streken, zoals in de Kempen, waar men grote behoefte aan mest had, is de potstal het langst blijven bestaan, totdat de kunstmest opkwam. Waar de potstal niet bekend is geweest, heeft men er vaak wel een woord voor, dat men van elders kent. Waar de potstal vroeger de gewone stal was, werd hij gewoon "stal" of "koestal" genoemd. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). Zie afbeelding 7. [N 5A, 49a; N 4, 65; JG 1a en 1b; monogr.]
I-6
|
29421 |
pottenbakker |
pottenbakker:
pǫtǝbakǝr (K361p Zolder),
pottenmaker:
pǫtǝmākǝr (K361p Zolder)
|
Ambachtsman die uit klei potten en ander aardewerk vervaardigt. De woordtypen pottenman (Q 95, Q 193) en aardewerker (Q 95) werden in de betreffende plaatsen gebruikt voor een arbeider in een aardewerkfabriek. [L 34, 20; A 45, 34; N 49, 60a; monogr.]
II-8
|
22298 |
poule |
poule (fr.):
poel (K361p Zolder)
|
Inzet bij duivenwedstrijd.
III-3-2
|
22299 |
poule add. |
poulen (<fr.):
NB poelemé.nt: (duivent.) inzetlijst; Fr. poulement.
poele (K361p Zolder)
|
Inzetten doen voor een prijs per aantal duiven.
III-3-2
|