33345 |
stalpoort, staldeur |
achterste deur:
axtǝrstǝ dø̄r (K361p Zolder),
achterste staldeur:
axtǝrstǝ [stal]dø̄r (K361p Zolder),
deurtje:
dørkǝ (K361p Zolder),
staldeur:
[stal]dø̄r (K361p Zolder)
|
In dit lemma worden de algemene benamingen verzameld voor de deur van een stal of koestal, zowel die voor de dubbele deur of poort als ook die van de enkele deur die alleen voor personen wordt gebruikt. Aan de hand van de vaak transparante samenstellingen is doorgaans wel uit te maken op welk type poort of deur de benaming betrekking heeft, waar deze zich bevindt of welk doel zij heeft. Vergelijk ook de lemmata "voorstaldeur" (2.2.11), "schuurpoort" (3.1.2) en "poort" (4.1.1). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2) en voor die van het woorddeel (koestal) het lemma "koestal" (2.2.1). [N 5A, 51b, 52a, 53c; N 4, 39; N 5,112a; A 10, 7a; monogr.; add. uit N 5A, 34b, 44b]
I-6
|
34056 |
stamboekstier |
stamboekstier:
stambokstīr (K361p Zolder),
stamboekvar:
stambokvē̜r (K361p Zolder)
|
Stier waarvan de gegevens betreffende afkomst e.d. in een stamboek staan ingeschreven: raszuivere stier. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b]
I-11
|
20677 |
stamppot |
moes:
mus (K361p Zolder),
stomp:
sto.mp (K361p Zolder)
|
stamppot [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
22730 |
standbeeld |
standbeeld:
sta.mbu.lt, sta.nbu.lt, -bee.lt (K361p Zolder),
sta͂.mbelt (K361p Zolder)
|
standbeeld [RND] || Standbeeld.
III-3-2
|
33847 |
stapvoets gaan |
(stapvoets) gaan:
gōǝ.n (K361p Zolder),
stappen:
stapǝ (K361p Zolder)
|
De langzaamste gang van het paard (stap, draf, galop) waarbij de vier voeten in de volgende volgorde opgeheven en weer neergezet worden: links achter, links voor, rechts achter, rechts voor, links voor, rechts achter, rechts voor en links achter. Zijn de vier hoefslagen niet duidelijk hoor- en zichtbaar, dan noemt men de stap onregelmatig. Zie afbeelding 8. [N 8, 81a]
I-9
|
21166 |
station |
statie (<lat.):
ich hem mêne parapluu innə steusie loeəte stoeən (K361p Zolder),
station:
ik heb mijn paraplu laten staan in ’t station (K361p Zolder),
ik heb mijn paraplu staan gelaten in ’t station (K361p Zolder)
|
Ik heb mijn paraplu in het station laten staan [ZND 46 (1946)]
III-3-1
|
17821 |
steek |
fluithoed:
fløthut (K361p Zolder)
|
steek, hoed waarvan de (gedeeltelijke opgeslagen) luifel in twee punten uitloopt (zoals de militarie steek) [suuberood, severo, tööt] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
23306 |
steek met drie hoeken |
drietuit:
dreͅitøt (K361p Zolder)
|
steek, hoed waarvan de (gedeeltelijke opgeslagen) luifel drie hoeken vertoont (bijv. een bepaalde priesterhoed) [drieteut, drietip, drejtik, tööt] [N 25 (1964)]
III-3-3
|
26746 |
steel van de heizicht |
steel:
steel (K361p Zolder)
|
[N 18, 77b; I, 26g]
II-4
|
32911 |
steel van de hooihark |
steel:
stēl (K361p Zolder)
|
De steel van de houten hooihark; zie de toelichting bij het lemma ''hooihark'' en afbeelding 11, a. Men vindt ook wel stelen die uit een gevorkte tak zijn gesneden, en daarmee de stevigheid verkrijgen die men anders door de verbindingsstukken tot stand brengt; vandaar de vork-benamingen aan het einde van het lemma. [N 18, 92a]
I-3
|