e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zolder

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stronk van een struik post: post (Zolder) wortelklomp van een struik [N 27 (1965)] III-4-3
stronk, boomstronk post: post (Zolder) Wat blijft staan, de stomp met wortels, als een boom omgehakt is. [N 27, 8a; R 3, 2; Wi 11; L 7, 59; L B2, 343; Vld.; monogr.] I-8
strontvlieg strontvlieg: strón.tvlīē.ch (Zolder) strontvlieg: Kent u in uw dialect een woord om een soort van okergele vlieg aan te duiden die op uitwerpselen zit? [N100 (1997)] III-4-2
strooien hoed strooien hoed: strøͅiə hut (Zolder) hoed, strooien ~ [N 25 (1964)] III-1-3
strooisel strooisel: strosǝl (Zolder), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!  et strootsel (Zolder), Opm. (o. ze hoevden da.n giene nissel te draa.ge.  strootsel (Zolder) Dat wat in de stal onder het vee wordt gestrooid. Dat kan vers stro zijn maar ook gehakt stro of afval na het wannen van gedorst graan. Verder gebruikte men bladeren uit hagen, eiken- en beukenbos en loof van struiken eveneens als strooisel. [N 6, 10; L 7, 61b; JG 1a, 1b, 2b-1 add.; N 18, 41 add.; monogr.] || eertijds nam men daarvoor ook een uit stro gevlochten ring. Hoe heette die? [N 93 (1983)] || het strooisel in de hokken (algemene benaming)? [N 93 (1983)] I-11, III-3-2
strooisel in de potstal biesschaarsel: bisšɛrsǝl (Zolder), blader: blǭr (Zolder), spellen: spɛlǝ (Zolder), stro/strouw: strō (Zolder), vlaggen: flagǝ (Zolder), flagǝn (Zolder) Een potstal is een ouderwetse stal met als belangrijkste functie het winnen van mest (zie ook het lemma ''potstal'' in wld I.6 blz. 31-32). Over de mest heen werd strooisel gespreid, zodat de koeien steeds hoger kwamen te staan en de stal vol mest raakte. Als strooisel werd van alles gebruikt: in de zon gedroogde graszoden, dennennaalden, stro, gedroogde bladeren, heiplaggen, turf(molm), zaagmeel. [N 11, 13a; N 11, 13b; N 11, 13c; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] I-11
strooisel keren herschieten: hɛrsxitǝ (Zolder) Strooisel in de potstal keren. [JG 1a, 1b, 2c] I-11
strooisel spreiden strooien: strōn (Zolder) Het verspreiden van het strooisel onder het vee. [JG 1a, 1b; RND 10, 51] I-11
stropoppen strooipoppen: strōjpopǝ (Zolder), wijpjes: wē̜pkǝs (Zolder) Zie kaart. Dubbelgevouwen en samengebonden bosjes stro die ter afdichting tussen de dakpannen worden gestoken. Zie ook het lemma 'Strowalm' in wld I.4, pag. 122 e.v. In L 270 werd het stro voor de poppen op ¬± 60 cm lengte gesneden, dubbel gevouwen en aan de omgevouwen kant met een touwtje vastgebonden, aldus enigermate op een popje gelijkend. De stropoppen werden vroeger bij het dakdekken onder de elkaar overlappende zijkanten van de handpannen gestoken om een goed gesloten dak te verkrijgen ('Tegels Dialek', pag. 121). In L 210 werden de poppen iets breder dan de pan uitgespreid. Aan de onderkant stak ongeveer 1,5 cm van het stro onder de pan uit. [N 32, 44d; N F, 5; JG 2c; JG 2d; monogr.] II-9
stroppen, gezegd van de draad oplopen: ǫplupǝ (Zolder), opstroppen: opstroppen (Zolder) Opeenschuiven, zich samenpakken, blijven steken, gezegd van de draad. [N 59, 69] II-7