e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zolder

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
treuzelen tettelen: dèj jong ha teddelen (Zolder), treuzelen: dië jong kan treuzele (Zolder), hei stiet wier te treuzelen (Zolder) Die jongen kan treuzelen (hij doet alles langzaam en verdroomt zijn tijd; geef de gemeenzame dialectwoorden en uitdrukkingen aan om dit uit te drukken). [ZND 37 (1941)] III-1-4
trichomonose geel: gië.l (Zolder), het geel: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!  et gië.l (Zolder, ... ), trichomenage: Volkse vervorming; vgl. +- als syn. et giël, als één van de tekens voor trichomonose.  triekemenaasj (Zolder), triekemenéésj (Zolder), trichomonage: ps. er staat een "j"? voor dit woord; weet niet wat invuller hiermee bedoeld?!  triekemenaasj (Zolder), triekkemenéésj (Zolder) [II]. Duivenziekte: trichomoniase. || Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: Trichomonose: ziekte veroorzaakt door een parasitaire bacterie, die vooral huist in bek, keel en krop. Bij de besmette jongen zijn diarree met zure afgang de eerste verschijnselen. Er ontstaan gele ettergezwe [N 93 (1983)] || Kent U hiervoor een oudere volkse benaming? [N 93 (1983)] || Trichomonose, tricomoniase (duivenziekte). III-3-2
troebele ogen (het) droezelt: drūzǝlt (Zolder  [(heeft troebele ogen)]  ) [N 8, 94g] I-9
troef troef: Trôêf spee.le, jaa.ge (om ze bij de tegenpartij weg te halen).  trôêf (Zolder) 1. Troef. III-3-2
troef add. jok: joek (Zolder), zaakje: zee.kske (Zolder) 2. (fig.) Kleine troefkaart. || Vla. jok, boer als hoogste troefkaart bij het joeke. III-3-2
troep biggen in het algemeen nest: nest (Zolder) In dit lemma wordt het begrip biggen of wat daarvoor in de plaats kan komen achter nest, toom enzovoorts niet gedocumenteerd. [N 19, 17; N 76, add.] I-12
troeven aftroeven: aa.ftrōēve (Zolder), aa.ftrôêve (Zolder), kopen: Nóó. kupter tóch mène gòje keu.ning aa.f!  koepe (Zolder), troeven: trōēve (Zolder), trôêve (Zolder) 1. Aftroeven (een kaart met een troefkaart afslaan). || 2. (Kaartsp.) Troeven. || met een troefkaart andere kaarten nemen of slaan [troeven, snijden] [N 112 (2006)] || Troeven. III-3-2
trom trommel: tròmel (Zolder) 1. Trommel: trom. III-3-2
trommelen trommelen: tròmele (Zolder) Trommelen (op de trom). III-3-2
trommeltje trommeltje: trömḷkə (Zolder) trommeltje [RND] III-3-2