27907 |
aanhangkap |
beeltje:
bēlkǝ (K361p Zolder
[(Zolder)]
[Emma, Maurits])
|
Algemene benaming voor verschillende typen metalen kappen die bij ondersteuning in pijlers toegepast worden. Er bestaan verschillende soorten pijlerkappen, zoals de Haarmannkap, de Gutehoffnungshüttekap en de Van Werschkap. Pijlerkappen kunnen los naast elkaar worden geplaatst, maar ze kunnen ook onderling met elkaar worden verbonden. Daarnaast zijn er kappen die aan de reeds bestaande kunnen worden bevestigd en tegen het dak rusten en dit voorlopig ondersteunen zonder dat er een stijl onder is geplaatst. Dit type kap wordt vooral toegepast in mechanische pijlers waar een stijlenvrij koolfront noodzakelijk is (MBK III pag. 92-93). [N 95, 609; N 95, 363]
II-5
|
25243 |
aanhoudend regenen |
aanhoudend regenen:
ɛt regent aanhoudend. (K361p Zolder)
|
voortdurend regenen [knoeien] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
27401 |
aankoppelen |
aankrokken:
ã.krǫkǝ (K361p Zolder
[(Zolder)]
)
|
Met behulp van een koppeling mijnwagens aan elkaar vastmaken. [N 95, 679; monogr.; Vwo 7; Vwo 8; Vwo 10; Vwo 11]
II-5
|
23162 |
aanloop |
aanloop:
vgl. pag. 17: ao.(n)loepe I: aanlopen (zijn aanloop nemen; even binnenwippen hië lupt hiel véér ao.n bè t kee.gele.
ao.loep (K361p Zolder)
|
Aanloop.
III-3-2
|
22794 |
aanlopen |
aanlopen:
aoloepe (K361p Zolder),
ääloepe (K361p Zolder),
zijn aanloop nemen:
zen aanloep niemen (K361p Zolder)
|
Om ver te kunnen springen, begint een jongen eerst te lopen; hoe zegt men in uw dialect: "De jongen moet ..."? [ZND 37 (1941)]
III-3-2
|
34182 |
aanmelken |
voormelken:
vø̄rmølkǝ (K361p Zolder)
|
Het maken van de eerste melkbewegingen bij een vaars die pas gekalfd heeft, gezegd van de boer. [N 3A, 61]
I-11
|
28929 |
aanmeten |
(de) maat nemen:
mǭt nēmǝn (K361p Zolder),
(de) maat pakken:
dǝ muǫt pakǝ (K361p Zolder),
meten:
miǝ.tǝ (K361p Zolder)
|
Het nemen van de voor een kledingstuk vereiste maten. Bij de heren neemt men de maat van de rughoogte, taillelengte, gehele lengte van het kledingstuk, (halve) rugbreedte, ellebooglengte, mouwlengte, borstbreedte, bovenwijdte, taillewijdte, zitwijdte, armsgatdiepte, verhoudingsmaat, schouderhoogte, korte schouderhoogte, avancement, buikvoorsprong, lendebreedte; opening, lengte en zijlengte van het vest; knielengte, zijlengte, tussenbeenlengste, bandwijdte, zitwijdte, kniewijdte en voetwijdte van de broek (Papenhuyzen II, pag. 5 e.v.). Bij de dames neemt men de maat van de rughoogte, taillelengte, gehele lengte (halve) rugbreedte, ellebooglengte, mouwlengte, borstbreedte, eerste bovenwijdte, tweede bovenwijdte, taillewijdte, heupwijdte, armsgatdiepte, bustehoogte, verhoudingsmaat, voorlengte tot de rughoogtelijn, voorlengte tot de taillelijn, schouderhoogte, avancement, achterlengte, zijlengte, voorlengte, taillewijdte, heupwijdte en onderwijdte van de rok (Papenhuyzen I, pag. 6 e.v.). Zie voor het aanmeten o.a. afb. 23. [N 59, 43; N 62, 2a]
II-7
|
21488 |
aanranden |
aanranden:
əomranən (K361p Zolder)
|
aanranden [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
34148 |
aanstieren |
leiden:
lēi̯ǝn (K361p Zolder)
|
Een jonge koe voor het eerst laten paren. [N 3A, 30b; monogr.]
I-11
|
33895 |
aanwassen op de tanden |
haken:
huǫkǝ (K361p Zolder),
knobbels:
knǫbǝls (K361p Zolder)
|
Knobbelvormige aanwassen op de tanden. Als de wrijfvlakken van de beneden- en bovenkaak elkaar niet geheel dekken, ontstaan door de ongelijkmatige afslijting scherpe haken op de hoektanden. Zij komen vooral voor vanaf zevenjarige leeftijd en ontwikkelen zich het sterkst als het paard negen jaar oud is. [JG 1b, 1c, 2c; N 8, 91]
I-9
|