22552 |
boog |
boog:
bo.g (K361p Zolder),
bog (K361p Zolder),
ne boohch (K361p Zolder)
|
boog [GTRP (1980-1995)], [RND] || Hoe heet een boog dien de kinderen maken van een buigbaren stok en een koord? [ZND 32 (1939)]
III-3-2
|
22464 |
boogschuttersgilde |
gilde:
de gul (K361p Zolder),
schuttersgilde:
schuttersgul (K361p Zolder)
|
een vereniging, een gilde van boogschutters [doel, doelmaatschappij, handboogmaatschappij] [N 112 (2006)] || Schuttergilde.
III-3-2
|
33511 |
boomgaard |
bogaard:
bōgərt (K361p Zolder)
|
I-7
|
22843 |
boompje wisselen |
boomkat spelen:
boemkat spee.le (K361p Zolder),
vgl. katjaa.ge; boemkat spee.le.
boemkat (K361p Zolder)
|
[SND (2006)]Boomkat, een vangspel.
III-3-2
|
24511 |
boomstronk |
post:
m.
poͅst (K361p Zolder)
|
boomstronk, de stomp-met-wortels van een afgehakte boom [N 27 (1965)]
III-4-3
|
22339 |
boomvruchten stelen |
gaan aan:
aont freu.t goeë.n (K361p Zolder)
|
boomvruchten stelen [tuten, stropen, bogeren, buten, afsnatsen] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
34565 |
boomwagen |
boomnuts:
bø̜mnøts (K361p Zolder),
nuts:
nøts (K361p Zolder)
|
Een kar die bestaat uit twee grote wielen, een as en een lange dissel. Deze kar wordt gebruikt om bomen en andere lange, zware voorwerpen te vervoeren, die men onder de as met een ketting bevestigt. De as tussen de wielen is niet recht, maar als een halve cirkel naar boven gebogen. De boomstam wordt boven in de halve cirkel opgehangen. De boomwagen wordt meestal door twee paarden.getrokken. In het grootste deel van Belgisch Limburg gebruikt men voor de boomwagen een benaming die tot het woordtype huurst kan worden herkend (zie Verstegen 1940). Omdat dit type zoveel vervormingen kende, is het hieronder opgesplitst in drie ondertypes (huts, uts, nuts). [N 17, 6 + 15b; N G, 51; N 50, 12b; JG 1d; L 1a-m; L 14, 20; L 32, 83; monogr.]
I-13
|
33280 |
boon, algemeen |
bonen:
bunjǝ (K361p Zolder),
boon:
bunj (K361p Zolder)
|
Phaseolus L. Zoals bij de erwt gaat ook hier het lemma met de algemene benaming vooraf aan de namen van specifieke soorten. Enkelvouden en meervouden zijn apart gehouden. [JG 1a, 1b, 1c; L 1, a-m; L 1u, 21; L 8, 84; L 22, 3a; S 4; Wi 14; monogr.; add. uit N P, 23]
I-5
|
28841 |
boordband |
boordelint:
bō.rle.nt (K361p Zolder)
|
Het lint of de band waarmee men boordt. Boordband is geweven, niet rekkende naadband, gemaakt van katoen, zijde of synthetisch materiaal in een breedte van 1 cm (Het Beste Naaiboek, pag. 16). [N 62, 58a; N 59, 41; N 62, 58b; N 62, 58c; MW]
II-7
|