33523 |
draden of randen van peulvruchten |
ringen/randen:
reͅŋ (K361p Zolder)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
33848 |
draven |
draven:
drāvǝ (K361p Zolder)
|
In draf gaan, een actieve twee-tempogang, waarbij een diagonaal benenpaar gelijkmatig wordt opgeheven en weer neergezet, bijv. eerst linkervoorbeen en rechterachterbeen, daarna beide andere benen, met daartussen een zweefmoment. Zie afbeelding 9. [JG 1b; N 8, 81b en 81d]
I-9
|
29037 |
dresseren |
rekken:
rękǝ (K361p Zolder)
|
Het richten van panden en naden of het modelpersen. Men geeft hierdoor aan verschillende onderdelen vóór het in elkaar zetten de vorm die deze voor een goede val of zit nodig hebben (Gerritse, pag. 53). [N 59, 81b; N 59, 81a]
II-7
|
27465 |
driepoot |
driepoter:
dręi̯putǝr (K361p Zolder)
|
Steun die onder de schoot van de kar gezet wordt en die gebruikt wordt bij het oogsten en eventueel bij het smeren van de as. Voor de woordtypes knecht, kracht, wip, krik en hun samenstellingen is er overlap met de benamingen voor de karwip (zie dat lemma in wld II.11), een hefboom die ook gebruikt wordt bij het smeren van de as. [N 17, 80; JG 1d]
I-13
|
33662 |
dries |
dries:
dris (K361p Zolder),
groes:
grūs (K361p Zolder)
|
In onder andere de vragen N 14, 55 en L 19b, 3a is gevraagd naar de betekenis van dries. De antwoorden verschillen nogal van elkaar. De ene informant zegt dat dries een ø̄niet omheinde weiø̄ is, volgens de andere is dries een ø̄omheind stuk weilandø̄. De een noemt dries ø̄droge hoge weideø̄, de ander een ø̄laag stuk weilandø̄. Het kenmerk ø̄braakliggendø̄ scoort het hoogst. ø̄Met gras begroeidø̄ en ø̄onvruchtbareø̄ of ø̄minderwaardige grondø̄ zijn de daaropvolgende meest genoemde kenmerken. Op grond hiervan zou men dries als volgt kunnen defini√´ren: ø̄onvruchtbare, met gras begroeide grond die enige jaren braak ligt, voordat men ze bewerktø̄. Intussen kan men er wel schapen laten grazen. Van Dale (11de druk, blz. 661 s.v. dries) geeft als de eerste twee betekenissen ø̄braakliggende akkerø̄ en ø̄verarmd bouwland dat als (schapen)weide gebruikt wordtø̄. [N 14, 55; N 14, 52; N 14, 50a; N 14, 50b; N 6, 33b; L 19b, 3a; L 19b, 2aI; A 10, 4; Wi 15; RND 20; monogr.]
I-8
|
34094 |
driespeen |
driespeen:
drɛi̯spēn (K361p Zolder, ...
K361p Zolder)
|
Koeuier die slechts uit drie kwartieren melk geeft. Het is niet altijd goed aan te geven of de benamingen duiden op de koeuier met deze afwijking of op de koe met een dergelijke koeuier. [N 3A, 66] || Koeuier die slechts uit drie kwartieren melk geeft. Sommige woordtypen kunnen duiden op een koe die een uier met drie spenen heeft. [N 3A, 117]
I-11
|
18650 |
driesteek |
drietuit:
dreͅitøt (K361p Zolder)
|
steek, hoed waarvan de (gedeeltelijke opgeslagen) luifel drie hoeken vertoont (bijv. een bepaalde priesterhoed) [drieteut, drietip, drejtik, tööt] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
22655 |
drijftol |
dop:
nen dóp (K361p Zolder),
kokkerel:
kokkerel (K361p Zolder),
Vero. kòkernél.
kòkerél (K361p Zolder),
kokkernel:
Sub kòkerél: vero. kòkernél.
kòkernél (K361p Zolder)
|
[SND (2006)]Drijftol (speeltuig door middel van een zweep door kinderen gedreven). [ZND 16 (1934)] || Drijftol.
III-3-2
|
27354 |
drijven |
een voie maken:
ǝn voj mā.kǝ (K361p Zolder
[(Zolder)]
[Eisden])
|
Een mijngang of galerij langer maken. [N 95, 383; monogr.; Vwo 291]
II-5
|
22066 |
drinkbak |
drinkbak:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!
nen dri.nkbák (K361p Zolder),
drinkpot:
ps. er staat "mj"? achter dit woord; weet niet wat invuller hiermee bedoeld?!
dri.nkpót (K361p Zolder)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: de drinkbak? [N 93 (1983)]
III-3-2
|