34057 |
geprimeerde stier |
prijsvar:
prɛ̄s˲vē̜r (K361p Zolder)
|
Stier die prijzen en andere bekroningen heeft behaald. [JG 1a, 1b]
I-11
|
26729 |
gereedschap |
getuig:
gǝtø̜̄.x (K361p Zolder
[(Zolder)]
[Zwartberg, Waterschei])
|
Algemene benaming voor het gereedschap. [N 95, 721; N 95, 724; N 95, 727; monogr.]
II-5
|
28147 |
gereedschap inleveren |
[gereedschap] binnenbrengen:
benǝbreŋǝ (K361p Zolder
[(Zolder)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik])
|
Werktuigen bijvoorbeeld voor reparatie inleveren. De plaatselijke term voor "gereedschap" vindt men in het lemma Gereedschap. [N 95, 724]
II-5
|
28146 |
gereedschapsmagazijn |
magazijn van de fond:
magǝzę̄.n van ǝ fǭ (K361p Zolder
[(Zolder)]
[Emma])
|
Ruimte ondergronds waar het gereedschap aan de mijnwerkers wordt uitgereikt en na gebruik weer wordt opgeborgen. [N 95, 727]
II-5
|
28150 |
gereedschapsring |
haak:
huǫk (K361p Zolder
[(Zolder)]
[Zwartberg, Waterschei])
|
Grote metalen ring waaraan het gereedschap dat voorzien is van een gat, kan worden geregen. De gereedschapsring kan met behulp van een hangslot worden afgesloten en wordt uitsluitend in pijlers gebruikt. Volgens invullers uit Q 121 en Q 121c was de "getuigpin" voorzien van een plaatje met daarop het nummer van de mijnwerker. Voor de fonetische documentatie van de tussen haken geplaatste woorddelen zie men het lemma Gereedschap. [N 95, 763; monogr.]
II-5
|
28149 |
gereedschapszak |
getuigzak:
gǝtø̜̄.x˲zak (K361p Zolder
[(Zolder)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Zak waarin de mijnwerker zijn gereedschap kan opbergen. [N 95, 764]
II-5
|
29055 |
geren |
op een spij laten uitlopen:
op ǝn spęj lwǫtǝn ǭ.tlupǝ (K361p Zolder)
|
Stof schuin laten uitlopen of spits uitlopende stroken aanbrengen om het kledingstuk ruimer te maken. [N 59, 187; N 62, 11b; N 62, 11a; S 10]
II-7
|
32979 |
gerst |
gerst:
gɛrs (K361p Zolder),
gɛrst (K361p Zolder)
|
Hordeum L. De gerstteelt was in Belgisch Limburg betrekkelijk zeldzaam. Bij zomergerst wordt aangetekend: vooral bestemd voor de brouwerij; bij wintergerst: vooral bestemd als veevoer. Volgorde varianten van gerst: 1. met "rst" in de auslautgroep; 2. met "st"; 3. met "rs"; en 4: met alleen "s" in de auslautgroep; zie de eerste klankkaart [kaart 6]; in de tweede klankkaart [kaart 7] is de geografische verspreiding van het vocalisme weergegeven. Zie afbeelding 1, d. [JG 1a, 1b; L A1, 127; L 1 a-m; L 24, 6a; L lijst graangewassen, 2; R 3, 24; S 10; Wi 53; monogr.]
I-4
|
21100 |
gerstebier |
gerstebier:
gerstebier (K361p Zolder)
|
gerstenbier [ZND 24 (1937)]
III-2-3
|
21595 |
geschiedenis |
geschiedenis:
ien geschiedenis vertüllen (K361p Zolder)
|
Een geschiedenis vertellen [ZND 24 1937)]
III-3-1
|