19208 |
grappig |
plezant:
ook materiaal znd 24, 26
plezant (K361p Zolder)
|
grappig [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
32848 |
gras |
gras:
grǭ.s (K361p Zolder),
groes:
%%(doorgaans wordt met dit woord niet het gewas maar de met gras begroeide bovenlaag van het grasland of een stukje grasland zèlf aangeduid; zie de lemmas NERF VAN DE WEIDE in deze aflevering en GRASLAND in de aflevering over de Landerijen; het gaat om dubbelopgaven naast het type gras)%%
grus (K361p Zolder)
|
De algemene benaming voor het gewas, zo uitvoerig mogelijk gedocumenteerd, zodat in de volgende lemma''s naar deze opgaven en naar de klankkaart kan worden verwezen. Op de klankkaart van het type gras zijn de vormen met betoning niet apart aangegeven; men kan bij dit woord aannemen dat het in het gehele polytone gebied sleeptoon heeft. Wanneer er meer dan één variant voor een plaats was opgegeven, is bij voorkeur het materiaal van de mondelinge enquêtes in kaart gebracht.' [N 14, 88a; JG 1b, add.; Wi 54; S 11; L 1 a-m; L 1u, 75; L 20, 26a; L 35, 65; L. 39, 41; A 2, 54; A 4, 26a; A 4, 28; RND 111; monogr.]
I-3
|
32883 |
grasmaaimachine |
maaimachine:
mɛmǝšin (K361p Zolder),
mɛ̄mǝšin (K361p Zolder)
|
Het door één of twee paarden getrokken tweewielig werktuig uit het begin van de mechanisatie om gras te maaien. Zie afbeelding 6. [N J, 1a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-3
|
24158 |
grasmus |
grasmus:
grasmus (gew.uitspr.) (K361p Zolder)
|
grasmus
III-4-1
|
32870 |
graszeis |
graszeissie:
grǭs[zeissie] (K361p Zolder)
|
Zeis, speciaal bedoeld om gras te maaien, in tegenstelling tot de korenzeis, de heidezeis, enz. Zie toelichting bij het lemma ''zeis''. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel ''zeis'' zie het lemma ''zeis''. [N 18, 67 en 69; JG 1a, 1b; A 4, 28a; L 20, 28a; monogr.]
I-3
|
33673 |
graszode |
res:
ręs (K361p Zolder)
|
Vierkant afgestoken stuk van de met gras begroeide bovengrond. Naar dialectbenamingen voor de graszode is vaak navraag gedaan getuige ook de bronnenopgave bij dit lemma. In verschillende enqu√™tes werd gevraagd naar de zode in het algemeen zowel de graszode als de heizode. De opgaven die betrekking hadden op de heizode zijn ondergebracht in lemma 3.14 ɛheizodeɛ.' [N 14, 77a; N 14, 77b; N 27, 39g; GV, K6; JG 1a, 1b; L 8, 123; L B2, 273; S 46; NE 2 II, 15; N 18, 38 add.; N 18, 40 add.; monogr.]
I-8
|
24161 |
grauwe klauwier |
haagekster:
haagiejkster (K361p Zolder)
|
grauwe klauwier
III-4-1
|
34210 |
grazen |
lopen:
lupǝ (K361p Zolder)
|
Zie afbeelding 8. [N 3A, 10; monogr.]
I-11
|
23157 |
grenslijn in het baarspel |
baar:
baar (K361p Zolder)
|
I, 3. Grenslijn bij het krijgertjesspel "baare".
III-3-2
|
33657 |
grenssteen, grenspaal |
paalsteen:
pǭlstiǝn (K361p Zolder)
|
De steen of paal die de grens tussen akkers aangeeft. Langs de grenzen van landerijen worden meest op de hoeken, maar ook op verschillende plaatsen elders dergelijke dikke stenen of palen geplaatst als grensmerkteken. [N 11, 9; JG 1b, 1c, 2c; L 35, 87; L 41, 24; monogr.]
I-8
|