e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zonhoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
feestdag van sint-petrus en sint-paulus sint-pieter en paul: st pieter en poil (Zonhoven) 29 juni, de H. Petrus en Paulus [Peterumpaul, peter en paul]. [N 96C (1989)] III-3-3
feesten feesten: feesten (Zonhoven), fistə (Zonhoven), Afl. sub feest.  fies(j)te (Zonhoven), feestvieren: feestvieren (Zonhoven), teren: Nog veel gebruikt in de gul giet tee.ëre: De gilde gaat feestvieren. Mnl. teren teren, gebruiken.  tee.ëre (Zonhoven), Nog veel gebruikt in: de gilde gaat teren (cfr. terens).  tɛ̄ərn (Zonhoven) *Teren2: Feesten. || een feest vieren [feesten, vieren, kermissen, fêteren] [N 112 (2006)] || Een feest vieren [feesten, vieren, kermissen, fêteren]. [N 88 (1982)] || Feesten. || II. Teren: Feesten. III-3-2
fiets velo: iene vilo (Zonhoven), nə vēlo (Zonhoven), nə vilo (Zonhoven), velo (Zonhoven), vielo (Zonhoven) fiets [ZND 44 (1946)] || Fiets. [ZND 35 (1941)] || Wat is de dialectbenaming voor een rijwiel in het algemeen [N 99 (1991)] III-3-1
fietsen velo rijden: velo rijen (Zonhoven) op een fiets rijden [fietsen, wieleren] [N 90 (1982)] III-3-1
fietser man per velo: twi manə pər vēlo krəsn dindānər (Zonhoven), twi manə pər vilo krəsn dindānər (Zonhoven), twi mān pər vēlo krəsn dindānər (Zonhoven), velorijder: də twi vyloräjərs krøisən diəndānər (Zonhoven) De twee fietsers kruisen elkaar, [ZND 29 (1938)] III-3-1
fijt fijt: feit (Zonhoven), fējət (Zonhoven) ik heb de (of het) fijt (zeer pijnlijke verzwering van een vingertop) [ZND 35 (1941)] III-1-2
filet, haas filet: filet (Zonhoven) lendestuk; Hoe noemt U: Lendestuk, ossehaas (ossehaas, harst, osseharst, runderharst, filet) [N 80 (1980)] III-2-3
filiaal bijwinkel: bijwinkel (Zonhoven) de tak van een handelshuis op een andere plaats dan waar het hoofdgebouw gevestigd is, bijwinkel [succursaal, filiaal, bijwinkel] [N 89 (1982)] III-3-1
fitis ovenmietertje: ovemietertje (Zonhoven) fitis III-4-1
fladderen fladderen: fladderen (Zonhoven) fladderen op gebrekkige wijze of bij korte beurten vliegen, gezegd van jonge vogels (flodderen, plodderen, plodden, vluggen, flaggeren, floddervleugelen) [N 83 (1981)] III-4-1