23728 |
geheimen van de rozenkrans |
mysteries (<lat.):
mysteries (Q001p Zonhoven)
|
De geheimen van de Rozenkrans bestaande uit de blijde geheimen, de droevige geheimen en de glorierijke of glorievolle geheimen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17621 |
gehemelte |
gehemelte:
gehiemelte (Q001p Zonhoven),
gəhīməltṇ (Q001p Zonhoven)
|
het gehemelte van de mond [ZND 35 (1941)]
III-1-1
|
18803 |
geheugen |
geheugen:
gəhéúgə (Q001p Zonhoven),
memorie:
memoo.ëre (Q001p Zonhoven)
|
geheugen || geheugen, verstand
III-1-4
|
21317 |
gehucht |
gehucht:
gehucht (Q001p Zonhoven),
gəhəXt (Q001p Zonhoven),
gəhəəXt (Q001p Zonhoven)
|
een klein dorpje zonder kerk [gehucht, bijval, uithoek] [N 90 (1982)] || gehucht [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)]
III-3-1
|
17960 |
gehurkt zitten |
op zijn hukken zitten:
op zəm hokən zettən (Q001p Zonhoven)
|
hij hurkte neer [ZND 01u (1924)]
III-1-2
|
20461 |
geil, wellustig |
heet:
hiet (Q001p Zonhoven)
|
geil
III-2-2
|
27539 |
geit |
geit:
geǝt (Q001p Zonhoven),
gē.t (Q001p Zonhoven),
gēt (Q001p Zonhoven)
|
Geit in het algemeen. Ten aanzien van germ merken enkele informanten (L 292 (Heythuysen), Q 99 (Meerssen), 111* (Ransdaal)) op dat hiermee een vrouwelijke geit wordt bedoeld. Zie afbeelding 7. [N 77, 74; L 14, 32; A 9, 20; JG 1a, 1b; Wi 7; NE I, 16; AGV, m3; Gwn 5, 13; Vld.; monogr.; S, Q 105 add.; S 10, add.]
I-12
|
33401 |
geitestal |
geitestal:
gēǝtǝ[stal] (Q001p Zonhoven),
stalletje:
stɛlǝkǝ (Q001p Zonhoven)
|
De ruimte in de stal waar de geiten zich bevinden. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). [L 38, 29; A 10, 9g; monogr.]
I-6
|
19170 |
gek (zijn) |
gek:
gék (Q001p Zonhoven)
|
gek
III-1-4
|
19266 |
gek persoon |
dwaas:
dwa͂s (een dwaze) (Q001p Zonhoven)
|
dwaas". Uitspraak + betekenis [ZND 33 (1940)]
III-1-4
|