19337 |
gekheid maken |
gekken:
gékke (Q001p Zonhoven),
gékkə (Q001p Zonhoven)
|
gekheid maken
III-1-4
|
21466 |
gekkenhuis |
gekkenhuis:
gekkenhuis (Q001p Zonhoven)
|
een instelling voor het verplegen van krankzinnigen [zothuis, gek[ken]huis, fermerie] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
31029 |
gekleurde steek |
gele steek:
gele steek (Q001p Zonhoven)
|
De korte steek met gekleurd wasgaren. Voorheen werden de zolen wel eens met een gekleurd soort garen afgelapt. Geel was de meest gangbare kleur. Knöfel (I, pag. 200) zegt hierover: "De gelijkmatigheid der verschillende steken is vooral noodig bij het met open kant of met korte steken naaien, zoogenaamd aflappen met gelen of anderen steek. [N 60, 111c]
II-10
|
23537 |
geknield zitten |
op de knien zitten:
op e kneien zitten (Q001p Zonhoven),
op twee knien knielen:
op twie kneien knielen (Q001p Zonhoven)
|
(onder de consecratie) knielen, geknield zitten, op de knieën zitten [óp en kneije zitse?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24483 |
geknotte wilg |
eind:
eink (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven),
sonk:
seŋk (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven),
sink (Q001p Zonhoven),
wissensink:
wissesi.nk (Q001p Zonhoven)
|
knotwilg [ZND 36 (1941)] || knotwilg (de boom, vooral een wilg, waarvan de takken afgehakt werden en waarop dan dunne twijgen uitschieten. Ze staan vooral langs sloten) [ZND 36 (1941)] || knotwilg, wilg die geknot wordt om aldus wissen te bekomen
III-4-3
|
24151 |
gekraagde roodstaart |
plaaischijtertje:
plaaejschèeterke (Q001p Zonhoven),
roodstaart:
phoenicurus phoenicurus en phoenicurus ochrurus
rutjstɛrt (Q001p Zonhoven)
|
gekraagde roodstaart || roodstaart
III-4-1
|
17580 |
gekruld haar |
gekruld haar:
gəkroͅldə huoͅr (Q001p Zonhoven),
krulhaar:
krolhaər (Q001p Zonhoven)
|
hij heeft gekruld haar [ZND 35 (1941)]
III-1-1
|
21274 |
geld |
geld:
dije mot gēld hubben om oer schuld te vereffenen (Q001p Zonhoven),
ech be mə gɛlt kwejət (Q001p Zonhoven),
ech ze mə geͅlt kwejət (Q001p Zonhoven),
ech zäjə mə geͅilt kwäjət (Q001p Zonhoven),
gē[i}ld (Q001p Zonhoven),
gèljd (Q001p Zonhoven),
hije es vaoder zenne jas en moeder heur gèljd, vaor z`n kou en vaor zennen hond (Q001p Zonhoven),
moeder, bè wiejeme mot ich `t gejld haole (Q001p Zonhoven),
xɛld (Q001p Zonhoven)
|
geld [RND], [ZND 14 (1926)], [ZND 44 (1946)] || Hier is vader zn jas en moeder haar geld; vader zn doe en vader zn hond [ZND 44 (1946)] || Hoe zegt ge in uw dialect: "ge moet geld hebben om kunnen te betalen"of "ge moet geld hebben om te kunnen betalen"? De gehele uitdrukking weergeven. [ZND 36 (1941)] || Ik ben mijn geld kwijt [ZND 29 (1938)] || Moeder, bij wie moet ik geld halen ? [ZND 44 (1946)]
III-3-1
|
24578 |
gelderse roos |
balroos:
(de bloemen gelijken, door vorm en kleur, op rozen): z. L.J. p. 80; V.D. balroos (gew.)
ba.lrōē.ës (Q001p Zonhoven),
platbeer:
platbeer (Q001p Zonhoven)
|
gelderse roos || pioen, Gelderse roos
III-4-3
|
24152 |
gele kwikstaart |
koewachtertje:
kouwachterke (Q001p Zonhoven)
|
kwikstaart, gele —
III-4-1
|