17564 |
gewricht |
vouwen:
vaən (Q001p Zonhoven),
werven:
[sic]
weͅrəvə (Q001p Zonhoven)
|
gewricht [ZND 01 (1922)] || hoe heet het gewricht van een lidmaat, d.i. de plaats waar de beenderen van armen of benen met elkaar verbonden zijn ? [ZND 24 (1937)]
III-1-1
|
20221 |
gezelschap |
compagnie (fr.):
kompanie (Q001p Zonhoven)
|
de persoon of personen waarmee men samen is [komplot, kompagnie] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
17588 |
gezicht |
gezicht:
gəzext (Q001p Zonhoven),
moͅtech chəzecht (Q001p Zonhoven)
|
hij heeft een flets gezicht (bleekgeel, ziekelijk) [ZND 23 (1937)] || viel hij maar eens op zijn gezicht [ZND 08 (1925)]
III-1-1
|
17589 |
gezicht (spotnamen) |
bakkes:
bakəs (Q001p Zonhoven),
muil:
moul (Q001p Zonhoven),
snuit:
lang snowət (Q001p Zonhoven),
spitsmoel:
spitsmoel (Q001p Zonhoven),
vieze smoel:
vieze smoel (Q001p Zonhoven)
|
bakkes [ZND 01 (1922)] || muil (M.) [ZND 01 (1922)] || Snuit. Een lange snuit. [ZND 07 (1924)] || Spotbenamingen voor het gezicht [N 109 (2001)]
III-1-1
|
20327 |
gezin |
eigen volk:
ee.ge vó.llek (Q001p Zonhoven),
huishouden:
hoashagen (Q001p Zonhoven),
huishouden (Q001p Zonhoven),
??
hóó.ës(h)aa.ge (Q001p Zonhoven)
|
eigen gezin, - familie || huwelijk || man, vrouw en kinderen bij elkaar, het gezin [volk, huishouden, kot] [N 115 (2003)], [N 87 (1981)]
III-2-2
|
17970 |
gezond |
gezond zijn:
gezond (Q001p Zonhoven)
|
Gezond (zijn): niet ziek (gezond, goed, uver, gaaf, krek). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
23278 |
gezongen mis |
gezongen mis:
gezonge més (Q001p Zonhoven),
gezōngen møs (Q001p Zonhoven)
|
Een mis met liturgische gezangen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20618 |
gezouten haring |
pekelharing:
pīē.kelhië.ring (Q001p Zonhoven)
|
pekelharing
III-2-3
|
20163 |
gezusters |
gezusters:
gezö.sters (Q001p Zonhoven)
|
gezusters
III-2-2
|
32865 |
gezwad, regel gemaaid gras |
gezwad:
gǝzwǭt (Q001p Zonhoven
[(betekent ook 'zwad')]
)
|
De in dit lemma opgenomen woorden zijn van toepassing op de regel afgemaaid gras zoals een maaier die al voortgaande aan zijn linkerzijde vormt. Zie de toelichting bij het voorgaande lemma. = Bij de plaatscode duidt op gelijkheid van de benamingen voor zwad en gezwad in deze plaats; zie ook de kaart. [N 14, 93; JG 1a, 1b, 2c; A 16, 1b; A 4, 28 add.; A 23, 16 add.; L 8, 137; L 20, 28 add.; S 47; Gwn 7, 9; Lu 1, 16 II add.; monogr.]
I-3
|