18053 |
gif |
vergif:
vergif (Q001p Zonhoven)
|
Gif: stof die een nadelige of dodelijke werking heeft op het lichaam van een mens (venijn, (ver)gif(t)). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
22788 |
gilde |
gilde:
gilde (Q001p Zonhoven),
gul (Q001p Zonhoven),
gøl (Q001p Zonhoven),
gəl (Q001p Zonhoven)
|
Een gilde. [ZND 35 (1941)] || Gilde: 1. Gilde. || Gilde: Schuttersgilde.
III-3-2
|
17879 |
gispen, geselen |
kletsen:
kletsen (Q001p Zonhoven)
|
Met een tak of zweep slaan (smikken, geselen, klatsen) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
20949 |
gist |
gist:
gès (Q001p Zonhoven),
gęs (Q001p Zonhoven),
gɛs (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven),
De gèst van ¯t broet: de gist voor het brood
gèst (Q001p Zonhoven)
|
Door het feit dat de vragen niet alle even genuanceerd waren gesteld, komen er woorden voor die zowel moderne droge gist als natte gist als zuurdeeg aanduiden. Het zuurdeeg blijkt volgens sommige informanten (L 291, Q 35) voor het bereiden van zwartbrood of roggebrood gebruikt te worden, terwijl de gist of "heffe" voor witbrood wordt aangewend. [N 29, 22; LB 2, 234; monogr.; JG 1b, add.; S 10; L 1a-m; L 2, 21a; Gi; A 22, 2] || gist || gist, dikwijls door brouwerijen geleverd (Fr. levure) [ZND 02 (1923)]
II-1, III-2-3
|
24987 |
glad, glijdend |
glatsig:
glètseͅx (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven),
scherp:
sxeͅrep (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven)
|
glad [ZND 01 (1922)], [ZND 24 (1937)]
III-4-4
|
30783 |
glas in lood |
glas in lood:
glas in lood (Q001p Zonhoven)
|
Samenstel van kleine, gekleurde ruitjes van gebrand glas, die in H-vormige loden roeden zijn gevat. Bij het aanbrengen van glas in lood worden de roeden zo ver als nodig uiteengebogen om het glas erin te plaatsen. Vervolgens worden ze weer aangedrukt en aan de hoeken en kruisingen aan elkaar gesoldeerd. [N 67, 89l; monogr.]
II-9
|
23380 |
glas-in-loodraam |
glas-in-lood:
glas in loed (Q001p Zonhoven)
|
Een glas-in-loodraam. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
30680 |
glassnijder |
glazensnijder:
glǫǝzǝsnējǝr (Q001p Zonhoven)
|
Instrument waarmee het glas op maat wordt ingeritst. De glassnijder kan zijn samengesteld uit een houten handvat waaraan een diamant is bevestigd, maar er bestaan ook uitvoeringen waarbij het glas met behulp van een stalen wieltje wordt ingeritst. Aan de zijkant van de kop van de glassnijder zijn soms enige inkepingen aangebracht, die corresponderen met de verschillende glasdiktes. Zij worden gebruikt om het glas af te breken. In Q 203 werden deze inkepingen 'de tanden' ('dǝ t'ŋ') genoemd. Zie ook afb. 98. [N 67, 58a; N 67, 58b; monogr.]
II-9
|
19386 |
glazenkast |
glazenkast:
glaoëzekás (Q001p Zonhoven)
|
glazenkast
III-2-1
|
20556 |
glazig |
glazen:
glaozen (Q001p Zonhoven),
glaoëze (Q001p Zonhoven),
glazə (Q001p Zonhoven),
D.i. die doorschijnend en hard, glazig zijn
glaoëze (Q001p Zonhoven)
|
aardappel die hard en doorschijnen is (glazen patat) [ZND 35 (1941)] || glazig || glazige aardappelen
III-2-3
|