e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zonhoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gif vergif: vergif (Zonhoven) Gif: stof die een nadelige of dodelijke werking heeft op het lichaam van een mens (venijn, (ver)gif(t)). [N 107 (2001)] III-1-2
gilde gilde: gilde (Zonhoven), gul (Zonhoven), gøl (Zonhoven), gəl (Zonhoven) Een gilde. [ZND 35 (1941)] || Gilde: 1. Gilde. || Gilde: Schuttersgilde. III-3-2
gispen, geselen kletsen: kletsen (Zonhoven) Met een tak of zweep slaan (smikken, geselen, klatsen) [N 108 (2001)] III-1-2
gist gist: gès (Zonhoven), gęs (Zonhoven), gɛs (Zonhoven, ... ), De gèst van ¯t broet: de gist voor het brood  gèst (Zonhoven) Door het feit dat de vragen niet alle even genuanceerd waren gesteld, komen er woorden voor die zowel moderne droge gist als natte gist als zuurdeeg aanduiden. Het zuurdeeg blijkt volgens sommige informanten (L 291, Q 35) voor het bereiden van zwartbrood of roggebrood gebruikt te worden, terwijl de gist of "heffe" voor witbrood wordt aangewend. [N 29, 22; LB 2, 234; monogr.; JG 1b, add.; S 10; L 1a-m; L 2, 21a; Gi; A 22, 2] || gist || gist, dikwijls door brouwerijen geleverd (Fr. levure) [ZND 02 (1923)] II-1, III-2-3
glad, glijdend glatsig: glètseͅx (Zonhoven, ... ), scherp: sxeͅrep (Zonhoven, ... ) glad [ZND 01 (1922)], [ZND 24 (1937)] III-4-4
glas in lood glas in lood: glas in lood (Zonhoven) Samenstel van kleine, gekleurde ruitjes van gebrand glas, die in H-vormige loden roeden zijn gevat. Bij het aanbrengen van glas in lood worden de roeden zo ver als nodig uiteengebogen om het glas erin te plaatsen. Vervolgens worden ze weer aangedrukt en aan de hoeken en kruisingen aan elkaar gesoldeerd. [N 67, 89l; monogr.] II-9
glas-in-loodraam glas-in-lood: glas in loed (Zonhoven) Een glas-in-loodraam. [N 96A (1989)] III-3-3
glassnijder glazensnijder: glǫǝzǝsnējǝr (Zonhoven) Instrument waarmee het glas op maat wordt ingeritst. De glassnijder kan zijn samengesteld uit een houten handvat waaraan een diamant is bevestigd, maar er bestaan ook uitvoeringen waarbij het glas met behulp van een stalen wieltje wordt ingeritst. Aan de zijkant van de kop van de glassnijder zijn soms enige inkepingen aangebracht, die corresponderen met de verschillende glasdiktes. Zij worden gebruikt om het glas af te breken. In Q 203 werden deze inkepingen 'de tanden' ('dǝ t'ŋ') genoemd. Zie ook afb. 98. [N 67, 58a; N 67, 58b; monogr.] II-9
glazenkast glazenkast: glaoëzekás (Zonhoven) glazenkast III-2-1
glazig glazen: glaozen (Zonhoven), glaoëze (Zonhoven), glazə (Zonhoven), D.i. die doorschijnend en hard, glazig zijn  glaoëze (Zonhoven) aardappel die hard en doorschijnen is (glazen patat) [ZND 35 (1941)] || glazig || glazige aardappelen III-2-3