32786 |
andere eggen |
rus[eg]:
røs˱[eg] (Q001p Zonhoven)
|
Dit lemma bestaat grotendeels uit egbenamingen die - vrijwel zonder nadere toelichting - werden opgegeven in antwoord op woordvragen (pineg, spijkereg, beiteleg, worteleg, wenteleg en slede-eg). Voor ''eg'' en ''eg'' zie het lemma ''eg''. [N 11, 72a + c + d + g + i + j; N 11A, 168 + 169a + c + e + f + i + j; div.; monogr.]
I-2
|
25102 |
andere soorten regen |
flos:
regenvlaag
flós (Q001p Zonhoven)
|
regenvlaag
III-4-4
|
22075 |
andere voedermengsels |
korrel:
kórrel (Q001p Zonhoven)
|
Korrel: *3. Kippen-, duivenvoer (een mengsel van maïs, tarwe en ander graanafval).
III-3-2
|
20656 |
andijvie |
andijve:
andī.və (Q001p Zonhoven),
andijvet:
andiejevet (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven),
mnl. endivie; de begin a ontstond door de uitspr. van Fra. endive
andèè.ëvet (Q001p Zonhoven),
andijvie:
andiejevi (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven),
andijvie (Q001p Zonhoven),
andīəvi (Q001p Zonhoven),
mnl. endivie; de begin a ontstond door de uitspr. van Fra. endive
andee.ëvie (Q001p Zonhoven),
andīē.ëvie (Q001p Zonhoven),
scharol:
(z. ook ald.): van Wa. scarole, Fra. escarole
schró.l (Q001p Zonhoven)
|
[DC 69 (1994)] [Goossens 1b (1960)] [ZND 01 (1922)] [ZND 32 (1939)]andijvie
I-7
|
28580 |
angel |
angel:
a.ŋǝl (Q001p Zonhoven),
aŋǝl (Q001p Zonhoven)
|
Het verdedigingsmiddel van de bij dat zich aan het achterlijf bevindt. Het is een scherp, hol spiesje, van weerhaakjes voorzien en verbonden met een gifblaasje. Hiermee steken moer en werkbij. De dar mist dit wapen. [N 63, 73a; L 32, 26; JG 1a+1b; monogr.]
II-6
|
24403 |
angel van bij of wesp |
angel:
angel (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven),
áŋəl (Q001p Zonhoven)
|
angel ve bij || angel, van bij of wesp [ZND 32 (1939)] || Hoe noemt u het orgaan waarmee bijen en wespen steken (angel) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
23259 |
angelusklok |
engel des heren:
n eŋəl des hirn tɛŋt (Q001p Zonhoven),
klein klokje:
klee klukske (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven),
klok van het kleine torentje:
klok van het kleejen teureke (Q001p Zonhoven)
|
De angelusklok luidt. [ZND 32 (1939)] || De kleine klok waarmee het angelus wordt/werd geluid. [N 96A (1989)] || Het afzonderlijk torentje waarin de angelusklok hangt [angelustorentje?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23449 |
angelustorentje |
klein torentje:
kleejen teureke (Q001p Zonhoven)
|
Het afzonderlijk torentje waarin de angelusklok hangt [angelustorentje?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
19312 |
angst |
schrik:
die mot xiənə sxrek həbə (Q001p Zonhoven)
|
(Niet bang zijn), duw maar. [ZND 23 (1937)]
III-1-4
|
33621 |
anjelier |
kernoffel:
kernoffele (Q001p Zonhoven),
ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007
kernoffel (Q001p Zonhoven),
pluimpje:
ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007
plømke (Q001p Zonhoven)
|
Anjelier, Fr. oeillet, Lat. Dianthus [ZND 15 (1930)]
I-7
|