22879 |
handspel |
hands (eng.):
Eng. hands.
héns (Q001p Zonhoven)
|
Hands: (Voetb.) Handsbal: keer dat een voetbal ten onrechte met de handen wordt aangeraakt.
III-3-2
|
18796 |
handtas |
sacoche (fr.):
NB: pag. 42 bórsj (geld)beurs.
sákósj, sekósj (Q001p Zonhoven)
|
handtas
III-1-3
|
19901 |
handvat |
handhaaf:
ha.nth˙ōf (Q001p Zonhoven)
|
Achterste deel van elke der twee kruiwagenberries, waar uitsparingen in het hout een betere greep op de berries mogelijk maken. [JG 1a; JG 1b; monogr.]
I-13
|
32662 |
handvat aan de ploegstaart |
handhaaf:
há̄.nthōf, hantōf (Q001p Zonhoven)
|
De staart van een voetploeg, een radploeg en de zgn. losse karploeg is voorzien van of eindigt in een handvat, dat de ploeger stevig vasthoudt om te bereiken dat de ploeg de voor goed afsnijdt en niet uit de voor schiet. Aan dat handvat trekt hij de ploeg aan het einde van iedere voor om en houdt hij de (achter)ploeg vast wanneer deze in de sleepstand over de wendakker getrokken wordt. De latere vaste karploegen hebben van achteren ook een handvat. Maar omdat dergelijke ploegen niet echt bestuurd hoeven te worden, is dit handvat vooral dienstig bij het keren en het op nieuw inzetten van de ploeg. [N 11, 31.I.k; N 11A, 84i; JG 1a + 1b; monogr.]
I-1
|
29938 |
handvat van de troffel |
steel:
stēl (Q001p Zonhoven)
|
Het handvat van de troffel kan in hout of kunststof zijn uitgevoerd. [N 30, 7c; monogr.]
II-9
|
19566 |
handveger, stoffer |
handborstel:
ha’əntbortəl (Q001p Zonhoven),
handborsteltje:
handbosəlkə (Q001p Zonhoven)
|
handveger [ZND 02 (1923)]
III-2-1
|
25056 |
handvol |
handsel:
Opm. vrouwelijk: hé.nselke. Vb. n ha.nsel hoej, kjaa.ze enz. (een handvol hooi, kersen enz.).
ha.nsel (Q001p Zonhoven),
handvol:
handvol (Q001p Zonhoven),
Opm. vrouwelijk: hé.mfelke. Vb. n ha.mfel hoej, kjaa.ze enz. (een handvol hooi, kersen enz.).
ha.mfel (Q001p Zonhoven),
Opm. vrouwelijk: hé.mpelke. Vb. n ha.mpel hoej, kjaa.ze enz. (een handvol hooi, kersen enz.).
ha.mpel (Q001p Zonhoven)
|
de hoeveelheid die men in een hand kan nemen [haffel, handvol, grap, grop] [N 91 (1982)] || handvol, zoveel als een hand vult
III-4-4
|
33006 |
handvol -bij het zaaien |
grab:
grap (Q001p Zonhoven),
handvol:
hampǝl (Q001p Zonhoven),
handvol (dim.):
hɛmpǝlkǝ (Q001p Zonhoven)
|
Strikt genomen lopen twee begrippen dooreen: de handvol zaaigoed die de zaaier telkens uit het zaaikleed of de zaaibak neemt om deze uit te strooien, en de hoeveelheid die men, dan vaak met twee handen tegelijk, op kan nemen om de zaaibak te vullen; dit laatste is eigenlijk grob of hoopsel; wanneer beide woorden werden opgegeven, is bij het laatste type opgenomen dat het om twee handen gaat. Ontegenzeglijk wordt grob ook gebruikt voor de handvol bij het zaaien. Zie de toelichting bij het lemma ''met de volle hand -zaaien'' (2.12). [JG 1a, 1b; Wi 51; monogr.]
I-4
|
29809 |
handvormsteen |
veldbrik:
vɛlt˱brek (Q001p Zonhoven)
|
Volledig met de hand bewerkte en gevormde baksteen. Tegenwoordig verstaat men onder een handvormsteen ook een steen die op dezelfde wijze wordt gevormd als de handsteen vroeger, maar waarbij de bewerkingen volledig of gedeeltelijk machinaal gebeuren - Schuddinck, pag. 108. [N 30, 52b; N 98, 161; monogr.]
II-8
|
31751 |
handzaag, sint-jozefzaag |
fok(s)zeeg:
fǫk˲ziǝx (Q001p Zonhoven),
foks:
fǫks (Q001p Zonhoven)
|
Handzaag, waarvan het blad vanaf het handvat geleidelijk smaller uitloopt. De handzaag wordt voor alle voorkomende zaagwerkzaamheden gebruikt. Zie ook afb. 12. [N 53, 2; N G, 23a; monogr.; N 33, 330; L 8, 101, add.; div.]
II-12
|