33182 |
inleggen (in een voor) |
inleggen:
ęnlęgǝ (Q001p Zonhoven),
zetten:
zętǝ (Q001p Zonhoven)
|
Voor de fonetische documentatie van de typen poten en planten zie het lemma Poten; het verspreidingsgebied van zetten in dit lemma komt niet overeen met dat in het lemma Poten; het type is hier dan ook gedocumenteerd. [N 12, 11; JG 1a, 1b; monogr.]
I-5
|
20906 |
inmaken |
inmaken:
è.nmao.ke (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven,
Q001p Zonhoven,
Q001p Zonhoven),
leguumen è.nmao.ke: groenten inmaken
è.nmao.ke (Q001p Zonhoven),
legumen inmaken:
leguumen è.nmao.ke (Q001p Zonhoven),
opleggen:
óplègge (Q001p Zonhoven),
Groenten, vruchten, haring
óplègge (Q001p Zonhoven)
|
confijten van fruit, groenten enz. || conserveren || groenten inmaken || inleggen || inmaken
III-2-3
|
21650 |
inmijner? (wbd) |
strooien man:
strooie man (Q001p Zonhoven)
|
het bedrag waarmee men het bod verhoogt (door bijv. als verkoper mee te bieden) op een veiling [hoog] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
31008 |
inplak |
inplek:
enplak (Q001p Zonhoven),
opvulsel:
opvulsel (Q001p Zonhoven)
|
Stukjes ingeplakt afvalleer of teervilt waarmee men holtes opvult, die ontstaan door oneffenheden onder aan de binnenkant, vooral door het onderzetten van de cambreur. Volgens de informant van Q 253 bestaat de ziel uit twee dunne stukjes hard leer, op elkaar los ingewerkt tussen de bal van de hak. Deze worden er ingewerkt om de schoen te laten kraken. [N 60, 91; N 60, 172a; N 60, 172b]
II-10
|
18453 |
inplak [wld ii.10, p. 42] |
inplek:
inplak (Q001p Zonhoven)
|
Stukjes ingeplakt afvalleer of teervilt om holtes op te vullen die ontstaan door oneffen heden onder aan de binnenkant, vooral door het onderzetten van de cambreur? (inplank, inleg?) [N 60 (1973)]
III-1-3
|
30980 |
inplakzool |
inplakzooltje:
inplakzooltje (Q001p Zonhoven)
|
Het zooltje dat in het betere schoeisel ingeplakt wordt. [N 60, 171c]
II-10
|
18473 |
inplakzool [wld ii.10, p. 35] |
inplakzooltje:
inplakzooltje (Q001p Zonhoven)
|
Het zooltje dat in betere damesschoenen ingelijmd wordt? (inplakzooltje?) [N 60 (1973)]
III-1-3
|
20835 |
inschenken |
schenken:
schè.nk nóg ¯ns è.n: vul de glazen nog eens
schè.nke (Q001p Zonhoven)
|
uitgieten
III-2-3
|
25607 |
inschieten |
inschieten:
ęnsxitǝ (Q001p Zonhoven)
|
Het deegbrood in de oven plaatsen. Een bij het werkwoord opgegeven object "brood", "deeg" e.d. wordt niet gedocumenteerd evenmin de bepaling "in de oven". [N 29, 45a; L 40, 13b; N 29, 30b; monogr.; OB 2, 2d]
II-1
|
28173 |
intrekkende schacht, instromingsschacht |
beur één:
bø̄r in (Q001p Zonhoven
[(Zwartberg)]
[Zwartberg, Waterschei])
|
De schacht waarlangs de verse lucht het ondergrondse gedeelte van de mijn wordt binnengevoerd. De opgaven "beur één", "put één" en "schacht één" duiden het nummer aan van de schacht die op de desbetreffende mijn als instromingsschacht wordt gebruikt. Zo vermeldt de invuller uit L 417 dat men op de mijnen in Zwartberg en Waterschei de oneven nummers voor de intrekkende schachten gebruikt, terwijl men de uitstromingsschachten even nummers geeft. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma Luchtstroom. De fonetische documentatie van het woord (schacht) vindt men in het lemma Schacht. [N 95, 205; monogr.]
II-5
|