e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zonhoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
inleggen (in een voor) inleggen: ęnlęgǝ (Zonhoven), zetten: zętǝ (Zonhoven) Voor de fonetische documentatie van de typen poten en planten zie het lemma Poten; het verspreidingsgebied van zetten in dit lemma komt niet overeen met dat in het lemma Poten; het type is hier dan ook gedocumenteerd. [N 12, 11; JG 1a, 1b; monogr.] I-5
inmaken inmaken: è.nmao.ke (Zonhoven, ... ), leguumen è.nmao.ke: groenten inmaken  è.nmao.ke (Zonhoven), legumen inmaken: leguumen è.nmao.ke (Zonhoven), opleggen: óplègge (Zonhoven), Groenten, vruchten, haring  óplègge (Zonhoven) confijten van fruit, groenten enz. || conserveren || groenten inmaken || inleggen || inmaken III-2-3
inmijner? (wbd) strooien man: strooie man (Zonhoven) het bedrag waarmee men het bod verhoogt (door bijv. als verkoper mee te bieden) op een veiling [hoog] [N 89 (1982)] III-3-1
inplak inplek: enplak (Zonhoven), opvulsel: opvulsel (Zonhoven) Stukjes ingeplakt afvalleer of teervilt waarmee men holtes opvult, die ontstaan door oneffenheden onder aan de binnenkant, vooral door het onderzetten van de cambreur. Volgens de informant van Q 253 bestaat de ziel uit twee dunne stukjes hard leer, op elkaar los ingewerkt tussen de bal van de hak. Deze worden er ingewerkt om de schoen te laten kraken. [N 60, 91; N 60, 172a; N 60, 172b] II-10
inplak [wld ii.10, p. 42] inplek: inplak (Zonhoven) Stukjes ingeplakt afvalleer of teervilt om holtes op te vullen die ontstaan door oneffen heden onder aan de binnenkant, vooral door het onderzetten van de cambreur? (inplank, inleg?) [N 60 (1973)] III-1-3
inplakzool inplakzooltje: inplakzooltje (Zonhoven) Het zooltje dat in het betere schoeisel ingeplakt wordt. [N 60, 171c] II-10
inplakzool [wld ii.10, p. 35] inplakzooltje: inplakzooltje (Zonhoven) Het zooltje dat in betere damesschoenen ingelijmd wordt? (inplakzooltje?) [N 60 (1973)] III-1-3
inschenken schenken: schè.nk nóg ¯ns è.n: vul de glazen nog eens  schè.nke (Zonhoven) uitgieten III-2-3
inschieten inschieten: ęnsxitǝ (Zonhoven) Het deegbrood in de oven plaatsen. Een bij het werkwoord opgegeven object "brood", "deeg" e.d. wordt niet gedocumenteerd evenmin de bepaling "in de oven". [N 29, 45a; L 40, 13b; N 29, 30b; monogr.; OB 2, 2d] II-1
intrekkende schacht, instromingsschacht beur één: bø̄r in (Zonhoven  [(Zwartberg)]   [Zwartberg, Waterschei]) De schacht waarlangs de verse lucht het ondergrondse gedeelte van de mijn wordt binnengevoerd. De opgaven "beur één", "put één" en "schacht één" duiden het nummer aan van de schacht die op de desbetreffende mijn als instromingsschacht wordt gebruikt. Zo vermeldt de invuller uit L 417 dat men op de mijnen in Zwartberg en Waterschei de oneven nummers voor de intrekkende schachten gebruikt, terwijl men de uitstromingsschachten even nummers geeft. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma Luchtstroom. De fonetische documentatie van het woord (schacht) vindt men in het lemma Schacht. [N 95, 205; monogr.] II-5