| 20378 |
introuwen |
introuwen:
è.ntrouwe (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven)
|
introuwen
III-2-2
|
| 23605 |
introïtus |
introtus (<lat.):
introïtus (Q001p Zonhoven)
|
De intredezang, introïtus, door het koor gezongen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 22328 |
inzet bij het spel |
pot:
pot (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven),
pót (Q001p Zonhoven),
Gij moet nog pot inzetten.
pot (Q001p Zonhoven)
|
het geheel van wat door elk van de spelers in een partijtje op het spel gezet is [pot, zaad, zwik] [N 112 (2006)] || Het geheel van wat door elk van de spelers in een partijtje op het spel gezet is [pot, zaad, zwik]. [N 88 (1982)] || Pot: (Kaartsp.) t Geld dat ingezet wordt. || Pot: 3. Geldpot, kaartpot.
III-3-2
|
| 22845 |
inzet bij het spel add. |
bank:
[vgl. banken, bá.nke]
bá.nk (Q001p Zonhoven)
|
Bank1: Inzet bij kaartspel of ander spel.
III-3-2
|
| 20827 |
inzouten |
pekelen:
pīē.kele (Q001p Zonhoven),
zouten:
zaa.te (Q001p Zonhoven),
zātən (Q001p Zonhoven)
|
pekelen || zouten [ZND 08 (1925)]
III-2-3
|
| 17593 |
iris |
oogappel:
oogappel (Q001p Zonhoven)
|
Iris: het gekleurde gedeelte van het oog waarin zich de pupil bevindt (iris, oogappel). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
| 21562 |
italiaan |
italiaan:
dat es nen Italijaan (Q001p Zonhoven),
daz nən Itəljḁƒwən (Q001p Zonhoven)
|
Dat is een Italiaan. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
| 23514 |
jaargetijde |
jaargetijde:
joargetij (Q001p Zonhoven),
joargetijë (Q001p Zonhoven)
|
Een mis op de verjaardag van iemands overlijden, jaardienst, jaargetijde, jaargedachtenis [jörgentij, joaërgedechnis?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 21851 |
jaarmarkt |
jaarmarkt:
jaarmarkt (Q001p Zonhoven)
|
de markt die elk jaar op een vaste tijd wordt gehouden [foor, jaarmarkt] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
| 18259 |
jak |
jak:
jak (Q001p Zonhoven),
kazavek:
kazevek (Q001p Zonhoven),
kazevék (Q001p Zonhoven),
kazəvek (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven),
kazəvèk (Q001p Zonhoven),
stel:
stɛl (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven)
|
**kazavek: wijd vrouwenjak met mouwen || jak [ZND 01 (1922)] || jak (kort vrouwenkledingstuk) [ZND 27 (1938)]
III-1-3
|