e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zonhoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kapothoedje kapotje (<fr.): kapoo.teke (Zonhoven, ... ), kepótsje (Zonhoven) kapot(je): kapothoedje III-1-3
kapper, maat van 0,2 liter kapper: (vloeistof).  kapper (Zonhoven) de maat die een inhoud aangeeft van 0,2 liter [kapper] [N 91 (1982)] III-4-4
kapstok kapstok: kapstoͅk (Zonhoven, ... ) kapstok [ZND 34 (1940)] III-2-1
kapucijner, velderwt struikjeserwten: strø̜̄kskǝs˱ɛrǝtǝ (Zonhoven) Pisum sativum L. subsp. arvense (L.) A. et G. De meest geteelde variëteit van de veld- of akkererwten is wel de kapucijner met grauwe gedeukte erwten, die na het koken geheel bruin worden. Bij de opgave struikerwt wordt aangetekend: "men heeft hiervoor geen rijshouten nodig, zoals in de moestuin". Voor struu "stro" zie aflevering I.4, lemma Stro. [N P, 24a en 24b; monogr.; add. uit JG 1b] I-5
kapzaag, toffelzaag kapzeeg: kap˲ziǝx (Zonhoven), kap˲zē̜x (Zonhoven) Handzaag met een dun, rechthoekig, fijn getand zaagblad, waarvan de bovenzijde versterkt is met een ijzeren rand, de zaaglade. De kapzaag wordt gebruikt voor fijn zaagwerk. Zie ook afb. 14. De toffelzaag is een speciale uitvoering van de kapzaag. Ze heeft een steelvormig handvat dat bij zijn bevestiging aan het zaagblad een opwaartse knik vertoont. De zaag dient om iets nauwkeurig langs een oppervlak te kunnen afzagen, bijvoorbeeld uitstekende pennen. [N 53, 3a; N 53, 3c; N G, 23b; N 64, 2b; monogr.; div.] II-12
kar kar: kɛr (Zonhoven) Algemene benaming voor een voertuig met twee wielen (in Haspengouw mogelijk ook drie wielen, maar die zijn zeldzaam) met een lamoen waarin een paard gespannen wordt. Meestal wordt het gebruikt om lasten van enige omvang te vervoeren. Vroeger had de kar over het algemeen houten wielen, maar in de jaren na de tweede wereldoorlog werden die geleidelijk aan vervangen door wielen met luchtbanden. [N 17, add; A 2, 55; Wi 14; Gi, 15; S 17; L 1a-m; L 27, 28; R 12, 23; RND, 74; JG 1b; N 17, 4; monogr.] I-13
karakter (aard) aard: ao.rt (Zonhoven), ōͅrt (Zonhoven), áárt (Zonhoven), caractre (fr.): karakteer (Zonhoven), karaktēͅr (Zonhoven), karɛktèər (Zonhoven), káráktéér (Zonhoven), køraktēr (Zonhoven), karakter: karákter (Zonhoven), kàràktər (Zonhoven) aard (karakter) [ZND 01 (1922)] || aard, natuur, wezen || karakter [ZND 01 (1922)] || natuur, wezen III-1-4
karbonade varkenskarbonade: vɛrəkəskrabəna͂jə (Zonhoven) gebraden varkensrib (karbonade) [ZND 49 (1958)] III-2-3
karekiet rietvink: rietvèngk (Zonhoven, ... ) grote karekiet || karekiet, kleine — III-4-1
karlaken oud laken: ā.t lǭ.kǝ (Zonhoven) De lap stof, vaak aaneengenaaide zakken of een oud beddelaken, die onder in de oogstkar wordt gelegd om uit de aren vallende graankorrels op te vangen. Zie de toelichting bij het lemma ''tasser op de wagen'' (5.1.5). [JG 1a] I-4