e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zonhoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
katrolsysteem katrol: kǝtrǫl (Zonhoven  [(Zwartberg)]   [Wilhelmina]) Het katrolsysteem waarmee de kleerhaken met kleren onder het dak worden gehangen. [N 95, 57] II-5
kauw kauwtje: koͅu̯kə (Zonhoven), torenkraai: toərəkrèə (Zonhoven), tōrəkrē (Zonhoven), torenkraaitje: torenkraai(ke) (gew.uitspr.) (Zonhoven) kauw || kerkkauw [ZND 01 (1922)], [ZND 27 (1938)] III-4-1
kauwen kauwen: kauwen (Zonhoven) kauwen; Hoe noemt U: Voedsel met de tanden en kiezen fijnmaken (kauwen, knauwen) [N 80 (1980)] III-2-3
kazuifel kazuifel: kasuifel (Zonhoven, ... ), kazuifel (Zonhoven), kəsəfəl (Zonhoven) Een kazuifel (misgewaad; de uitspraak juist weergeven). [ZND 36 (1941)] || Het kazuifel, het opperkleed dat de priester tijdens de mis draagt [kazufel, kazel, kruifel?]. [N 96B (1989)] III-3-3
keel keel: kīǝ.l (Zonhoven) Zie afbeelding 2.16. [JG 1a, 1b; N 8, 29] I-9
keel, strot keel: kièl (Zonhoven), strot: stro.əd (Zonhoven), strōt (Zonhoven) Pak hem bij zijn strot (keel). [ZND 07 (1924)] || strot [RND] III-1-1
keelgat strot: stroat (Zonhoven) Keelgat (keelkoet, keelluik, strot). [N 109 (2001)] III-1-1
keelketting, keelriem keelketting: kīǝ.lkęteŋ (Zonhoven), keelriem: kīǝ.lrīǝ.m (Zonhoven) De ketting of riem die onder de keel of kaken van het paard doorloopt en de twee uiteinden van de kopriem verbindt. [JG 1a; N 13, 26] I-10
keelpijn pijn in zijn keel: pɛ.in ɛ zən ki.əl (Zonhoven) keelpijn [RND] III-1-2
keelriem keelriem: kīǝlrīǝ.m (Zonhoven) Riem van de halster die onder de keel of kaken van het paard doorloopt en aan weerszijden aan de kopriem bevestigd is. In plaats van een riem kan een halster ook een keelketting hebben. [JG 1a] I-10