33173 |
kiembakje |
kiembak:
kimbak (Q001p Zonhoven)
|
Enige tijd voor het planten, van één tot twee maanden, in februari of maart dus, worden de pootaardappelen uit de kelder gehaald en in een kiembak op een warme zolder gezet. De aardappelen zullen dan gaan uitbotten, scheuten krijgen. Hier bewaart men ze tot de eigenlijke poottijd in mei. [JG 1a]
I-5
|
24496 |
kiemen |
kiemen:
WLD
kiemen (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven)
|
Uitkomen, gezegd van zaden (kesemen, kersten, kenen). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33163 |
kiemen, schieten, botten van pootaardappelen |
schieten:
sxī.tǝ (Q001p Zonhoven)
|
J. Goossens heeft in zijn enquêtes twee begrippen afgevraagd: "kiemen" (algemeen van een zaadje) en "botten" (gezegd van een pootaardappel, wanneer deze in de kiembak ligt); afgezien van een klein fonetisch detail zijn er géén afwijkingen tussen beide lijsten van antwoorden, behoudens in P 187, waar "botten" jongen (wellicht schertsend?) is; in Q 3, 5, 9 en 187a waar voor de aardappel botten wordt gegeven (wellicht invloed van de cultuurtaal) en in Q 156 waar voor de aardappels ze zijn gehikt werd opgegeven. De opgaven van beide lijsten zijn derhalve in dit lemma samengenomen. Kienen moet begrepen worden als een contaminatie van kiemen (voor de klinker) en kijnen (voor de slotmedeklinker). Zie ook de toelichting bij het voorgaande lemma Scheut. [N M, 16b; JG 1a, 1b, 2c; monogr.; add. uit S 17]
I-5
|
22399 |
kien! |
kien:
kien (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven),
kin (Q001p Zonhoven),
Van Fr. quine.
kien (Q001p Zonhoven),
uit:
ex sen oͅwət (Q001p Zonhoven)
|
Er bestaat een gezelschapsspel, waarbij iedere speler kaarten krijgt met rijen nummers op; ronde blokjes met cijfers op worden uit een zak gehaald, afgeroepen en dan op de kaarten geplaatst. Wat roept de speler die een rijtje cijfers bezet heeft? [ZND 37 (1941)] || Kien: 1. Vijf nummers op een rij van een kienkaart. || Wat roept de speler als hij een rijtje bezet heeft? [katern, hammeke, kien]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22398 |
kienen |
kienen:
kienen (Q001p Zonhoven),
Afl. sub kien.
kiene (Q001p Zonhoven),
Ss. [kin]bolleke, -kaart.
kiṇ (Q001p Zonhoven),
kienspel:
kienspeel (Q001p Zonhoven),
kinspēl (Q001p Zonhoven)
|
Er bestaat een gezelschapsspel, waarbij iedere speler kaarten krijgt met rijen nummers op; ronde blokjes met cijfers op worden uit een zak gehaald, afgeroepen en dan op de kaarten geplaatst. Hoe heet dit spel? [ZND 37 (1941)] || Het spel waarbij de spelers elk één of meer kaarten hebben met daarop een aantal cijfers tussen 1 en 90. Die cijfers moeten opgevuld worden; ze worden willekeurig opgeroepen; winnaar is degene die het eerst een rij vol heeft [kienen, lotto, kienspel]. [N 88 (1982)] || Kienen, het kienspel spelen. || Kienen: het kienspel spelen.
III-3-2
|
17764 |
kies |
baktand:
bákta.nt (Q001p Zonhoven),
dikke tand:
nə nən dekən tānt (Q001p Zonhoven),
dobbele tand:
dobbeln ta͂nd (Q001p Zonhoven),
nən dobələn tant (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven),
nən doͅbəln tānt (Q001p Zonhoven),
dobbeltand:
doͅbəltaənt (Q001p Zonhoven)
|
baktand [ZND 01 (1922)], [ZND 01u (1924)] || een dikke tand; indien er twee verschillende woorden bestaan, de beide woorden opgeven voor: een dikke tand geheel achter in de mond [ZND 29 (1938)] || een dikke tand; indien er twee verschillende woorden bestaan, de beide woorden opgeven voor: een gewone dikke tand [ZND 29 (1938)]
III-1-1
|
20592 |
kieskauwen |
knetselen:
knétsele (Q001p Zonhoven),
Zit¯ zoe nie te knétsele, it doo.ër: zit niet zo te kieskauwen, eet verder
knétsele (Q001p Zonhoven),
knetsen:
knétse (Q001p Zonhoven)
|
kieskauwen || met lange tanden eten
III-2-3
|
20498 |
kieskauwer |
knetselaar:
knetseleer (Q001p Zonhoven),
knetser:
verzamelfiche ook mat. van ZND 1(a-m)
kneͅtsər (Q001p Zonhoven)
|
kieskeurig [ZND 27 (1938)] || lastig met eten; Hoe noemt U: Lastig met eten, gezegd van iemand die altijd weinig eet [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20571 |
kieskauwerig |
geen goesting:
gien goesting (Q001p Zonhoven),
gier:
verzamelfiche ook mat. van ZND 1(a-m)
gir (Q001p Zonhoven),
gīr (Q001p Zonhoven),
nauwkeurig:
verzamelfiche ook mat. van ZND 1(a-m)
na‧køreͅx (Q001p Zonhoven)
|
kieskeurig [ZND 27 (1938)] || zonder eetlust eten; Hoe noemt U: Traag en zonder eetlust eten (pieliën) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
17919 |
kietelen |
kierelen:
kiərəlṇ (Q001p Zonhoven),
krevelen:
krīvəln (Q001p Zonhoven)
|
kittelen [ZND 01 (1922)], [ZND 01u (1924)]
III-1-2
|