18590 |
kinderondergoed |
kinderondergoed:
kènneronnergoed (Q001p Zonhoven)
|
Ondergoed voor kinderen. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
19382 |
kinderstoel |
kakkastoel:
kakastōē.ël (Q001p Zonhoven),
Fr. chaise percée
kakastōē.ël (Q001p Zonhoven),
kinderstoel:
kèn’nerstōē.ël (Q001p Zonhoven)
|
kakstoel || kinderstoel
III-2-1
|
23925 |
kindje jezus |
kindje jezus:
kienneke Jezus (Q001p Zonhoven)
|
Het Jezuskind, het kind(je) Jezus, Jezuke. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
20169 |
kinds |
kinds:
kinds (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven)
|
door hoge ouderdom zwak van geest, geheugenloos [kinds, simpel] [N 115 (2003)], [N 86 (1981)]
III-2-2
|
33940 |
kinketting |
kinketting:
kenkęteŋ (Q001p Zonhoven)
|
Korte ketting onder de kin van het paard, die de bitringen van de bitstang met elkaar verbindt en tot steun van het bit dient. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 46; monogr.]
I-10
|
18073 |
kinkhoest |
kiekhoest:
koeəkhuṣt (Q001p Zonhoven),
kökhust (Q001p Zonhoven)
|
kinkhoest [ZND 01 (1922)], [ZND 01u (1924)]
III-1-2
|
17601 |
kinnebak |
kinnebak:
keͅnəbak (Q001p Zonhoven),
kinnebak (Q001p Zonhoven)
|
Een kinnebak: kaakbeenderen (kinnebak, kinnebakkes, geschaar) [N 106 (2001)] || kinnebak [ZND 01 (1922)]
III-1-1
|
20694 |
kipkap |
galantine:
gallantin (Q001p Zonhoven),
gallentin (Q001p Zonhoven),
Een soort van worst van gevogelte, lever, spek en kruiderijen
gallantin (Q001p Zonhoven)
|
fijn gehakt vlees || galantine
III-2-3
|
29843 |
kippen |
hennen:
henǝ (Q001p Zonhoven),
henǝn (Q001p Zonhoven),
henʔn (Q001p Zonhoven),
hēnǝ (Q001p Zonhoven),
hęnǝ (Q001p Zonhoven)
|
De hennen of de hoenderen. De (vrouwelijke) kippen of hennen vormen de meerderheid in een kippenhok en geven hun naam aan het geheel. Zie afbeelding 8. [N 19, 37; RND 1; Wi 13; Wi 14; Wi 17; A 6, 1b; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 6, 20a; L 28, 35; L 22, 22; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; L 42, 5; L 44, 53; S 14; NE 2, I; Gwn 5, 14; Vld.; monogr.]
I-12
|
34507 |
kippen -werkwoord |
kippen:
køpǝ (Q001p Zonhoven),
køpǝn (Q001p Zonhoven)
|
De eierschaal doorprikken, zich uit de eierschaal bevrijden, gezegd van kuikens in het ei. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-12
|