e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zonhoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
klikplank klikplank: klekplaŋk (Zonhoven) Plank die aan de zijkant is voorzien van messing en groef. [N 54, 132a; monogr.] II-9
klikspaan verklikker: verklikker (Zonhoven) heimelijk een overtreding of misdrijf aangeven [bij de overheid] [klikken, verklikken, paanderdragen, klikspanen] [N 90 (1982)] III-3-1
klimop klimop: klemop (Zonhoven), klemóp (Zonhoven), -  klemop (Zonhoven), WLD  klimop (Zonhoven, ... ), wintergroen: z. L.J. p. 50  wè.n⁄tergrūū.ën (Zonhoven) De altijdgroene heester die zich door middel van wortels aan de omringende voorwerpen hecht (klimop, veil, klim, ifte, eiloof, klimmerkruid, lier). [N 82 (1981)] || klimop [ZND 36 (1941)] III-4-3
klinken klinken: klinken (Zonhoven) Klinken: een goed hoorbaar, luid of helder geluid voortbrengen (klinken, luiden, klabetteren, klawettern) [N 108 (2001)] III-1-1
klinknagel rivet: rǝvęt (Zonhoven) Rond metalen staafje waaraan een kop is geperst. Zie ook afb. 177. Klinknagels worden volgens de koperslager uit L 266 onder meer gebruikt om hengsels te bevestigen. Koperen klinknagels werden vroeger volgens de zegsman uit L 210 gedraaid uit koperen plaat en vervolgens door het klinknagelijzer (kleŋkngǝlīzǝr) geslagen waardoor er een kop op kwam. Zie ook het lemma "nagelijzer". [N 66, 48a-b; N 100, 18; monogr.] II-11
klinkspijkertjes krammen: kramǝ (Zonhoven) Diverse soorten spijkertjes waarmee men klinkt. Volgens de informant van L 163a zijn tacks vierkant en taps met een ronde, platte kop. Volgens de informant van Q 253 is semences de verzamelnaam voor gewone, ronde, ijzeren spijkertjes met platte kop en een lengte van 8 tot 14 mm. [N 60, 146b] II-10
klit kermisgast: kermisgast (Zonhoven), kermisgasten (Zonhoven), kermisgasten: z. L.J. p. 50-51  kö.rremesgést (Zonhoven), klis: klis (Zonhoven), mnl. clesse, Kil. klesse, klisse, lappa (kleefkruid)  klés (Zonhoven) bloemhoofdje van de klis (Lappa) dat gemakkelijk aan de kleren blijft haken || grote klis, tandzaad || klis [ZND 01 (1922)] III-4-3
klokhuis vraan: vraan (Zonhoven), vraoën (Zonhoven), vrucht: T. appelvraag  vrao.ch (Zonhoven), wrang: wragen? (Zonhoven), wrang (Zonhoven, ... ) klokhuis || klokhuis (het binnenste van een appel) [ZND 17 (1935)] || klokhuis (van appel, peer) I-7, III-2-3
klokje op het priesterkoor bel: de bel (Zonhoven), gong: gong (Zonhoven) Het klokje, de grote bel of de gong op het priesterkoor, waarmee het begin en het einde van de dienst wordt aangegeven. [N 96A (1989)] III-3-3
klokkenluider klokkenluider: klokkeluiers (Zonhoven) De personen die tijdens de grote processie de klokken luiden. [N 96A (1989)] III-3-3