e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zonhoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kostbaar kostelijk: kostelijk (Zonhoven) veel geld waard (zijn) [durabel, kostelijk, kostbaar] [N 89 (1982)] III-3-1
koster koster: de kuster (Zonhoven), də kəstər (Zonhoven), keuster (Zonhoven, ... ), kə.stər (Zonhoven) De koster [köster, kuster, keuster?]. [N 96B (1989)] || koster [RND] || Koster. [ZND 37 (1941)] III-3-3
kostganger kostganger: koͅsgeͅŋər (Zonhoven), koͅstgèŋər (Zonhoven), logeur (<fr.): lož"r (Zonhoven) een kostganger (die bij anderen inwoont) [ZND 28 (1938)] || kostganger [ZND 01 (1922)] III-3-1
kostschool pensionaat (<fr.): pensionaat (Zonhoven, ... ) een school waar de leerlingen tevens voeding en huisvesting ontvangen [kostschool, pensionaat, interntaat] [N 90 (1982)] || kostschool [ZND 40 (1942)] III-3-1
kotelet, ribstuk karbonade: karbənōͅi̯ə (Zonhoven), krabbenaoëj (Zonhoven), krabəna͂jə (Zonhoven), kárbenaoëj (Zonhoven), kotelet: koͅrtəleͅtə (Zonhoven), Fr. côtelette  kórtelèt (Zonhoven) gebraden varkensrib (karbonade) [ZND 49 (1958)] || karbonade || karbonaden [Goossens 1a (1955)] || kotelet [Goossens 1a (1955)] III-2-3
koude drukte maken veel beschaar maken: vøl bəschār make (Zonhoven) veel beslag, ophef maken over een zaak [ZND 32 (1939)] III-1-4
kous: algemeen kous: koos (Zonhoven), koəs (Zonhoven), kōs (Zonhoven), kōͅs (Zonhoven), kóó.s (Zonhoven), sportkous: ss. sub sport.  spórtkóó.s (Zonhoven), strump: kous zonder voet  strøͅmp (Zonhoven), strump (<du.): &lt; Du. Strumpf (kous); z. ook o. **stramp.  stru.mpe (mv.) (Zonhoven) #NAME? || *strump: afgedragen kousen die vroeger door de oogsters (inz. de vrouwen) als losse mouwen ter bescherming om de armen werden geslagen || kous [ZND 01 (1922)] || kous (bedekt de voet en het been tot vlak onder of tot boven de knie) [ZND 16 (1934)] || Kous. Wat is de juiste uitspraak van kous (beenbekleding) ? [ZND 47 (1950)] III-1-3
kousenband kousband: z. ook o. jarretelle.  kóó.sba.nt (Zonhoven), kousbindel: kosbeͅiln (Zonhoven), koəsbɛnəl (Zonhoven), kousenband: z. ook o. jarretelle.  kóó.seba.nt (Zonhoven) kousenband [ZND 01 (1922)], [ZND 01u (1924)] III-1-3
kousenwol wol: wol (Zonhoven) hoe heet het wollen garen waarmee kousen worden gebreid ? [ZND 42 (1943)] III-1-3
kouter kouter: koǝtǝr (Zonhoven), kouteren: koǝtǝrǝ (Zonhoven), kǭ.tǝrn (Zonhoven), kǭ.tǝrǝ (Zonhoven), ploegkouteren: [ploeg]kō ̞ǝ.tǝrn (Zonhoven) Het lange smalle mes dat (achter de voorschaar) aan de ploegboom is bevestigd en dat bij het ploegen de voor vertikaal afsnijdt. [N 11, 31.I.c; N 11A, 85b; JG 1a + 1b; A 26, 4a; L 1 a-m; L 28, 40; Lu 4, 4a; S 19; monogr.] I-1