24201 |
kwartel |
graskwakkel:
groaskwakkel (Q001p Zonhoven),
kwakkel:
kwakkel (Q001p Zonhoven),
kwakəl (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven),
kwákəl (Q001p Zonhoven)
|
kwartel [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)]
III-4-1
|
30733 |
kwaststreep |
streep:
strīp (Q001p Zonhoven)
|
Streep in het verf- en vernislagen, veroorzaakt door de afzonderlijke haren van de kwast. Onregelmatigheden in de verf konden volgens de invuller uit Q 121 ook ontstaan bij het opnieuw aanzetten van de kwast. Ze kunnen worden weggewerkt met behulp van een daskwast of verdrijver. Zie ook het volgende lemma ('Wegdassen'). [N 67, 76a]
II-9
|
24880 |
kweek |
peem:
peem (Q001p Zonhoven),
(Triticum repens): V.D. ook puin (gew. W.N.T. pee IV kweek, W.N.T. peem: hangt samen met pee wortel
peeëm (Q001p Zonhoven),
puim:
pē.m (Q001p Zonhoven),
puimen:
pēi̯ǝmǝ (Q001p Zonhoven)
|
de lange peesachtige wortel van zekere grassoorten, vnl. van het kweekgras || Elymus repens (L.) Gould Zeer algemeen voorkomend hardnekkig onkruid op gras- en bouwland en op akkerranden, dat er grasachtig uitziet met een rechtopstaande aar en donker- tot grijsgroen blad. Het bloeit van juni tot augustus. De lengte varieert van 30 tot 120 cm. Het is een lastig kruipend onkruid met veel onderaardse wortelstokken, die wel als veevoeder gebruikt worden. De boer verwijdert het met de eg uit de akker. Deze plant is ook wel bekend onder de oude naam kweekgras of tarwegras (Triticum repens L.). Zie in verband met de vele puin-opgaven de speciale bibliografie onder Goossens 1985; 1987 en 1988, 109-126. [N 11, 71; JG 1a, 1b, 2c; A 27, 24b; A 28, 10; A 29, 6 en 9; A 33, 17; L 34, 52; L 48, 18; Lu 2, 18; Lu 4, 9; S 20; monogr.; add. uit N 11, 70, 72, 80a en 88] || kweekgras
I-5, III-4-3
|
33552 |
kweepeer |
kweekpeer:
kwēkpejer (Q001p Zonhoven),
kweepeer:
kweejpië.r (Q001p Zonhoven)
|
[ZND 29 (1938)]kweepeer
I-7
|
19105 |
kwezel |
kwezel:
kwezel (Q001p Zonhoven),
kwèəzəl (Q001p Zonhoven),
wadən kwēəzəl (Q001p Zonhoven),
wat ən kwējəzəl (Q001p Zonhoven),
pilaarbijter:
pillaarbijjeter (Q001p Zonhoven)
|
Een bidziel, bidmens, kwezel, overdreven vrome persoon. [N 96B (1989)] || Kwezel. [ZND 01 (1922)] || Wat een kwezel! [ZND 29 (1938)]
III-3-3
|
23736 |
kwezelachtig |
kwezelachtig:
kwezelechtig (Q001p Zonhoven)
|
Kwezelachtig. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17692 |
kwijl |
zever:
zever (Q001p Zonhoven),
zīēver (Q001p Zonhoven)
|
kwijl || Kwijl: uit de mond lopend speeksel (zever, kwijl). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
19980 |
kwispelstaarten |
kwispelen:
kweͅspəln (Q001p Zonhoven),
kwispelen (Q001p Zonhoven)
|
Hoe noemt u de staart heen en weer bewegen, als teken van vriendschap, gezegd van honden (kwispelen, kwipselen, kwipselstaarten, kwispelstaarten) [N 83 (1981)] || kwispelstaarten [ZND 29 (1938)]
III-2-1
|
23580 |
kyrie eleison |
kyrie:
Kyrie (Q001p Zonhoven)
|
Het "vaste gezang"aan het begin van de mis, het "Kyrie eleison". [N 96B (1989)]
III-3-3
|
27368 |
laadstok |
laadstek:
lājstɛk (Q001p Zonhoven
[(Zwartberg)]
[Eisden])
|
Ronde houten stok waarmee de schiethouwer of schietmeester de patronen in het schietgat duwt. De stok is van hout omdat een metalen laadstok vonken zou kunnen voortbrengen en op deze wijze de lading vroegtijdig zou kunnen doen ontploffen. [N 95, 406; monogr.; Vwo 176; Vwo 178; Vwo 463]
II-5
|