e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zonhoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
laatste voer laatste kar: lęste kār (Zonhoven) De laatste wagenvracht van de oogst die naar de boerderij wordt gereden. Zie de toelichting bij het lemma ''oogst binnenhalen'' (5.1.1). [L 8, 59] I-4
lachen lachen: lààchə (Zonhoven), láche (Zonhoven) lachen III-1-4
ladderafdeling compartiment van de leren: kompartǝmɛnt van dǝ līrǝn (Zonhoven  [(Zwartberg)]   [Zolder]) Het gedeelte van de schacht waar men door middel van ladders de ondergrond kan bereiken. De ladderafdeling wordt uit veiligheidsoverwegingen aangelegd. Hij wordt gebruikt wanneer het kooivervoer uitvalt. Uit de opmerkingen van de invuller uit Q 15 blijkt dat dit niet vaak is voorgekomen; genoemde zegsman heeft het op de mijn Maurits alleen meegemaakt tijdens een bombardement in de Tweede Wereldoorlog. [N 95, 87; monogr.] II-5
ladderboom leerboom: līrbum (Zonhoven), (mv)  līrbȳm (Zonhoven) Elk van de twee balken van een zijladder waartussen zich de sporten bevinden. [JG 1a; JG 1b] I-13
lade lade: laoëj (Zonhoven), lawj (Zonhoven), lade van de tafel: laujə van də toefəl (Zonhoven), lade van een tafel: laj van ə tuoͅfəl (Zonhoven), lāwəj van ə tuoͅfəl (Zonhoven), schuif: schuif (Zonhoven), Dij maoëslatte liggen ènne boo.veste schuif: die zakdoekjes liggen in de bovenste lade  schuif (Zonhoven), tafellade: toəfəlloͅu̯əi̯ (Zonhoven) een tafellade (Noordnederl. \'tafella\') [ZND 03 (1923)] || lade || lade van een tafel [ZND 37 (1941)], [ZND 39 (1942)] || schuif III-2-1
laden laden: lǭi̯.ǝ (Zonhoven) De kar laden. Vergelijk ook WLD I, afl. 4, p. 84 ev [JG 1a, 1b; L 37, 14; Wi 33, 39; add. bij N 18] I-10
lader lader: lājǝr (Zonhoven  [(Zwartberg)]   [Maurits]) De persoon die op de laadpunten de kolen in de mijnwagens laadt door het openen en sluiten van de laadbak. Indien aanwezig, bedient hij ook de wagentrekker of de lier waarmee de wagens verplaatst kunnen worden. [N 95, 141; monogr.; Vwo 229; Vwo 236; Vwo 461; Vwo 465; Vwo 666] II-5
lading vracht: vra.xt (Zonhoven) Datgene wat op de kar of kruiwagen wordt geladen. [JG 1a, 1b; Wi 52; monogr.] I-10
lage kaart(en) faggeltje: Z. Hass. o. flard: S. feggels lompen (Hass.), dim. van fag(ge) lap, slons, Eng. fag rafel.  féggelke (Zonhoven), ijloog: Ich (h)öp niksj as ijloege: Ik heb slechts lage kaarten.  ijlōēch (Zonhoven) *Feggel, meest. dim.: 1. (Kaartsp.) Lage, waardeloze kaart. || *IJloog: 1. Lagere kaart in het kaartspel (van de 2 t.e.m. de 10). III-3-2
lage kachel voor de ketel met was of veevoer fornuis: fǝrnē̜ ̞s (Zonhoven) De lage kachel waarop de ketel met was of veevoer verwarmd wordt. De benamingen met ketel doen denken aan een gecombineerde ketel en kachel, vast verbonden, met een grote inhoud. Een bereklauw heeft drie poten. De kachel dient niet om een ruimte te verwarmen. Sommige benamingen wijzen op de afwezigheid van een kachel of op de aanwezigheid van een open vuur. Zie ook afbeelding 8 bij het lemma "voorstal" (2.2.5). [L 23, 58c; monogr.] I-6