e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zonhoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
leeuw leeuw: en liew (Zonhoven), ēn liēw (Zonhoven), lūūf (Zonhoven), ly(3)̄f (Zonhoven), ly.f (Zonhoven, ... ), nə ly(3)̄f (Zonhoven) Leeuw. [ZND 01 (1922)], [ZND 30 (1939)] III-3-2
leeuwenbek gaper: gaper (Zonhoven), gapertje: -  ga:pərkəs (Zonhoven), leeuwenmuiltje: z. L.J. p. 58  lūūvemölkes (Zonhoven) grote leeuwebek [ZND 40 (1942)] || leeuwenbek III-4-3
leggen leggen: lɛgən (Zonhoven) leggen [ZND 01 (1922)] III-1-2
lei lei: een lei (Zonhoven), ən lëj (Zonhoven) Een lei waarop de kinderen schrijven. [ZND 37 (1941)] III-3-1
lei(en) lei(en): leien (Zonhoven), schalie(s): schoalie (Zonhoven) Een lei, de leien op het dak van de kerk [laj, lajje?]. [N 96A (1989)] III-3-3
leiden leiden: lēǝn (Zonhoven) De koe laten paren. [N 3A, 30a; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
leien dak dak van schalies: dǭk va sxãlis (Zonhoven), schaliedak: sxāwlndāk (Zonhoven) Met leien gedekt dak. Zie ook de lemmata 'Rijndak' en 'Maasdak'. [L 37, 26c; N 79, 5 add.] II-9
leischoenen coussinet: kusǝmēn (Zonhoven  [(Zwartberg)]   [Zolder]) Geleidingsschoenen van de schachtkooi die met enige speling om de geleidingsbomen van de schacht sluiten. [N 95, 97; monogr.] II-5
lekkerbek fijnproever: fijnpruver (Zonhoven) lekkerbek; Hoe noemt U: Iemand die goed kan eten (lekkerbek, lekkertand, likkebaard, fijnbek, smulbaard, smuiger) [N 80 (1980)] III-2-3
lelie (lilium) il: (Lilium candidum): L.I. ilie, Tong.. ie.lzje, Dts. dial. ilje, nilje: z. Gr. Gr. § 251  īēël (Zonhoven) lelie III-2-1