e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zonhoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
melkboer melkboer: møləkbu.ər (Zonhoven) melkboer [RND] III-3-1
melkdistel konijnsalade: koneͅi̯nslāt (Zonhoven), z. L.J. p. 66  knijn⁄sjslaoët (Zonhoven), konijnssalade: z. L.J. p. 66  kenijn⁄sjselaoët (Zonhoven), knijn⁄sjslaoët (Zonhoven), melkdissel: meləkdesəl (Zonhoven), melkdistel: melkdissel (Zonhoven), meləkdesəl (Zonhoven) [ZND 01 a-m (1922)]melkdistel [ZND 01 (1922)] || Zachte melkdistel (voor konijnen) [ZND 23 (1937)] I-7, III-4-3
melken melken: mø̜lǝkǝ (Zonhoven), mɛlǝkǝ (Zonhoven), mɛlǝkǝn (Zonhoven) Melk uit de uiers van de koe drukken. Zie afbeelding 9. [L 38, 44; JG 1a, 1b; Wi 26; Vld.; monogr.] I-11
melkgebit veulenstanden: vø̄.lǝstɛ̄.n (Zonhoven) Tot twee en een half à drie jaar hebben de paarden een melkgebit of veulenstanden. De twee middelste snijtanden komen door in de eerste levensweek van het veulen (soms zijn ze bij de geboorte al aanwezig), binnen een maand of zes weken gevolgd door de snijtanden ernaast. De twee laatste snijtanden volgen tussen de zes en negen maanden, waarna het melkgebit compleet is. De veulenstanden zijn wit van kleur in tegenstelling tot het wat gelige vast gebit en lopen naar de basis toe in een punt uit. [JG 1a, 1b; N 8, 18a] I-9
melkschaap melkschaap: męlksxō.p (Zonhoven) Schaap van een ras dat vooral goed is voor de melk. [N 77, 1f; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
melktanden melktanden: melktaan (Zonhoven) Melktanden (zuigtanden, memmentanden, bijtertjes) [N 109 (2001)] III-1-1
meloen meloen: WLD  meloen (Zonhoven, ... ) Een meloen, de komkommerachtige oranjekleurige of groene, sappige, smakelijke vrucht (meloen, kanteloep). [N 82 (1981)] I-7
menen menen: meeëne (Zonhoven), méənn (Zonhoven) menen III-1-4
menstruatie prul: ze heeft haar -  pru.l (Zonhoven), regels: ree.gels (Zonhoven), regels (Zonhoven), znd 1 a-m;  rèègəls (Zonhoven), verandering: veranering (Zonhoven) maandstonden [ZND 01 (1922)] || menstruatie || menstruatie [verandering, reegels] [N 10C (zj)] III-2-2
menstrueren de rode vlag hangt uit: de roej vlách hingt óó.ët (Zonhoven) de maandstonden hebben III-2-2