20430 |
begrafenis |
begrafenis:
begrafenis (Q001p Zonhoven),
bəgra͂ffənis (Q001p Zonhoven)
|
begrafenis; een schoone - [ZND 32 (1939)] || de gezamenlijke handelingen en plechtigheden waarmee een dode ter aarde besteld wordt [begrafenis, uitvaart, begankenis, zinking, leuves, geuves] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
20431 |
begraven |
begraven:
begraven (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven)
|
een dode begraven [graven, zinken, begraven] [N 115 (2003)], [N 87 (1981)]
III-2-2
|
18807 |
begrijpen |
begrijpen:
begrèè.ëpe (Q001p Zonhoven)
|
begrijpen
III-1-4
|
18798 |
begrip, besef |
begrip:
begrèè.ëp (Q001p Zonhoven),
benul:
bənul (Q001p Zonhoven),
besef:
bəzɛə (Q001p Zonhoven)
|
begrip, besef, benul || benul || besef (hij heeft er geen - van) [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
30763 |
behangborstel |
behangborstel:
behangborstel (Q001p Zonhoven)
|
De borstel waarmee men het opgeplakte behang plat en effen strijkt. In Q 197 en Q 197a werd voor dit werk een oude doek gebruikt. [N 67, 94c]
II-9
|
30757 |
behangen |
behangen:
behangen (Q001p Zonhoven),
plakken:
plakken (Q001p Zonhoven),
tapisseren:
tapǝseǝrn (Q001p Zonhoven)
|
Zie kaart. De techniek van het opplakken van behangselpapier met alle bijkomende werkzaamheden zoals het aanbrengen van behangjute. [N 67, 92a; monogr.]
II-9
|
30765 |
behangplaksel |
pleksel:
plɛksǝl (Q001p Zonhoven),
stijfsel:
stijfsel (Q001p Zonhoven)
|
Het plaksel waarmee het behangselpapier op de muren wordt geplakt. Behangplaksel werd vroeger samengesteld uit roggemeel en kokend water. Tegenwoordig wordt gebruik gemaakt van fabrieksmatig bereide plakmiddelen die meestal alleen met koud water hoeven te worden aangemaakt. In een aantal plaatsen (L 265, L 267, Q 113, Q 117a) werd aan het plakmeel (oud) bier toegevoegd. Volgens de invullers uit Q 113 en Q 117a verhoogde men op deze wijze de kleefkracht. In K 353 gebruikte men daartoe 'dextrine' ('dekstren'). In L 267 mengde men bier door het plaksel om het kleefvrij opdrogen ervan te bevorderen. In L 328 werd aan behangplaksel met water aangemaakte en vervolgens gekookte soda toegevoegd. Dit diende om het aanwezige ongedierte onder het behang te verdelgen. In Q 111 deed men peper in het plaksel tegen de 'schietwormen' ('šētw?rǝm'), de zgn. zilvervisjes. De invuller uit Q 113 voegde bij het verwerken van zeer zwaar behang Venetiaanse terpentijn aan het plaksel toe voor betere bevestiging. [N 67, 95a; N 67, 95b]
II-9
|
30764 |
behangschaar |
schaar:
schaar (Q001p Zonhoven)
|
De vrij grote schaar waarmee de rollen behang op de goede lengte gebracht worden. De schaar wordt ook gebruikt om geplakte banen behang bij de plint en het plafond op maat te knippen. [N 67, 94d]
II-9
|
30758 |
behangsel |
behangpapier:
bǝhaŋpapīr (Q001p Zonhoven)
|
Wandbedekking, vroeger vervaardigd van weefsels en leer, tegenwoordig meestal van papier. Een patroon op behangpapier werd in L 423 'dessin' ('dǝsęŋ') genoemd. [N 67, 92b; monogr.]
II-9
|
30771 |
behangtafel |
behangplank:
behangplank (Q001p Zonhoven)
|
De tafel waarop het behangselpapier met behulp van de papborstel met plaksel wordt ingestreken. In Q 117a bestond de behangtafel uit twee bladen van 60x100 cm elk rustend op twee bokkepoten. In L 265 kon men de verschillende delen van de behangtafel dankzij scharniertjes dichtklappen. Uitgevouwen was de tafel 3 m lang. In Q 111 was de tafel samengesteld uit twee met behulp van een pianoscharnier aan elkaar bevestigde delen die uitklapbaar waren. De uitgeklapte tafel kon staan op de mee uitgeklapte staanders die op spanning kwamen door ze zover uit te trekken tot het ertussen zittende touw strak stond. [N 67, 97b; monogr.]
II-9
|